Vier jaar na het prachtig troosteloze Engravings breidt het klankenspectrum van Forest Swords zich eindelijk uit. Compassion klinkt compacter dan zijn voorganger, maar laat dat geenszins een synoniem zijn voor schraler.
Matthew Barnes is nooit eentje geweest die zich liet opjagen om muziek te releasen. Nadat musiczines als The FADER hem de hemel in prezen met ep Dagger Paths duurde het ook drie jaar vooraleer debuutalbum Engravings het daglicht zag. Het bevestigde dan wel de hype: Forest Swords bleek een vernietigend antwoord te formuleren op de lang uitgedijde postrockgolf. Tegelijkertijd werd hij definitief de opvolger van Burial, door met gelijkaardige nauwgezette stiltes, ritmeonderbrekingen en ruis het mechanische karakter van elektronische muziek teniet te doen. Zijn composities zijn dan ook geen stillevens; ze ademen, wriemelen en durven al eens een onappetijtelijke walm nalaten.
Compassion gaat grotendeels op datzelfde elan voort: de bewuste imperfecties snijden en kastijden opnieuw. De dynamiek en songstructuur doelen als vanouds op catharsis. Aanhoudende echo’s, zoals in “Border Margin Barrier”, brengen een zuiverende extase teweeg, waarna dissonante bassen en hakkelende percussie ze meedogenloos uitvegen. Maar waar Engravings grillige pieken en duizelingwekkende dalen liet horen, is deze opvolger gestroomlijnder. Aardser, zou je kunnen zeggen, en tegelijkertijd opener. Barnes heeft in tussentijd de nodige soundtracks voor film en game gecomponeerd, en die ervaring klinkt hier door. Zo laat opener “War It” spontaan visioenen voortkomen van weidse vorstlandschappen. “Exalter”, met zijn oriëntaals aandoend gefluit en blikkendozenpercussie, brengt je dan weer naar dampende, meurende street markets zoals je die vindt in Aziatische grootsteden. Ieder nummer tekent een uniek storyboard, waarbij een veelvoud aan emoties zich aan elkaar opdringen.
Inspiratie voor dit alles werd — weinig vergezocht — gevonden in het huidige wanhopige tijdsbestek, gedomineerd door Trumps en Erdogans. Iedere hoop lijkt veraf, toekomstplannen worden gekortwiekt en de verlichtingsgedachte staat onder grote druk. Barnes weet uiting te geven aan deze collectieve gevoelens zonder zich al te veel te verliezen in acute en concreet leesbare radeloosheid. Fluctuerende, desoriënterende geluidscollages kauwen niks voor en laten ruimte voor interpretatie en gedachtegang. Daarmee lijkt Compassion rechtstreeks in te beuken op het radicalisme van deze tijd en, tegelijkertijd, dat wankelende verlichtingsidee te bekrachtigen. Een enkele keer wordt het contrasterend tastbaar wanneer een claustrofobische voicesample doorheen “Panic” waait. “I feel something’s wrong/Panic is on me.” Zo’n rechtstreekse opstoot van paranoia had niet gehoeven, maar het werkt de overall mood niet tegen.
Aan het einde zet “Raw Language” wel nog even een neus. Een hoogdravend viooltje maakt zijn opwachting, waarna een klappende beat ons terug katapulteert naar het allerfoutste van de jaren negentig. Gelukkig gooit Barnes het roer tijdig om, al kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat Compassion sterker had geweest zonder dit nummer. Met meer bombast dan nodig, wordt het albums vloeiende karakter doorbroken en ziet het een grote onderscheiding door de neus geboord. Maar hoe dan ook bestendigt Barnes’ tweede het Forest Swords-project verder. Zonder uitzonderlijk baanbrekend te zijn, verzekert het de Brit opnieuw van een plaats in het druk bevolkte elektronicalandschap.
Forest Swords speelt op vrijdag 18 augustus op Pukkelpop.