Het mag een van de grote literaire tragedies heten dat het werk dat Herman Melville de literaire canon in zou katapulteren tijdens zijn leven niet alleen lauw — tot zelfs ronduit negatief — onthaald werd in zijn thuisland, maar ook nog eens zijn ontluikende schrijverscarrière voorgoed zou fnuiken. Melville had als schrijver reeds enig krediet opgebouwd met vijf avonturenromans gebaseerd op zijn eigen ervaringen, onder meer als walvisvaarder, toen hij dat in 1851 in een klap weer grotendeels verloor met Moby-Dick; or, The Whale.
In navolging van een negatieve ontvangst van het werk in Groot-Brittannië werd Melvilles befaamde roman beschouwd als een financiële en artistieke mislukking. De finale doodsteek voor zijn carrière kwam echter een jaar later, toen Pierre; or, The Ambiguities door critici verguisd werd. Hij legde de pen niet neer, maar geen van Melvilles volgende werken zou nog onder zijn eigen naam verschijnen, laat staan dat een ervan tijdens zijn leven nog op veel aandacht kon rekenen.
Na zijn dood zou Melvilles werk langzaam maar zeker opnieuw aan waarde winnen, met Moby-Dick als onovertroffen meesterwerk. In de schaduw van die gigant staat evenwel een ander werk dat in alles weliswaar het tegenovergestelde mag heten van de befaamde roman, maar er toch moeiteloos naast kan staan. De klerk Bartleby. Een verhaal van Wall Street is niet meer dan een novelle die zich grotendeels afspeelt op een klein griffierskantoor, waar de pas aangeworven klerk Bartleby net door zijn onbewogenheid een even destructieve kracht blijkt te zijn als de befaamde witte walvis.
Het hele verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van een advocaat die terugblikt op zijn leven, en meer bepaald op de korte passage van de klerk Bartleby die het zichzelf onmogelijk maakte bij zijn nieuwe werkgever. Melville maakt meteen duidelijk dat het hier geen hardvochtig man betreft, want ook de andere klerken in dienst van de advocaat hebben hun talenten en gebreken en zijn vooralsnog goede krachten. Ook Bartleby geldt bij de aanwerving als een betrouwbare, zij het stille kracht, maar langzaamaan begint deze laatste steeds meer opdrachten te weigeren met een zacht `liever niet`, tot wanhoop van zijn werkgever. Dat Bartleby`s lot bezegeld lijkt, wordt al snel duidelijk, maar naar het hoe en waarom blijft het raden: de klerk is niet meer dan een vervagende schim.
Melville schreef de novelle in 1853, het was het eerste verhaal dat verscheen nadat zijn laatste twee werken zo negatief onthaald werden, en werd anoniem gepubliceerd. De publicatie ging grotendeels onopgemerkt voorbij en echode op die manier het personage waarrond het allemaal draaide. Nochtans is het moeilijk om voorbij de uitgepuurde stijl te kijken waarmee een ogenschijnlijk banaal gebeuren (een klerk die werk weigert) omschreven wordt. De manier waarop Melville bij monde van zijn hoofdpersonage de neergang van Bartleby schetst, blijft een intrigerende beschrijving van wat heden ten dage een klinische depressie genoemd zou worden, maar toen nog eerder als melancholie bestempeld werd.
Het is aanlokkelijk om in het verhaal en de persoon Bartleby een afschaduwing van de schrijver te zien, want net als Bartleby verloor Melvilles werk aan waarde en werd hij als auteur niet meer dan een schim van zichzelf. Dat het gebrek aan erkenning Melvilles talenten niet aantastte, bewijst deze novelle. Waar Moby-Dick, groots, uitvoerig en breed was, schittert De klerk Bartleby net in spaarzaamheid en minimalisme. Geen woord lijkt te veel en de verhaallijn zelf is zo summier dat het onderliggende thema haast uit de pagina`s springt. Melville had zich al een meester getoond in het groots en doorworsteld schrijven, met deze roman bewees hij ook de beperking en terughoudendheid onder de knie te hebben. Het mag geen wonder heten dat De klerk Bartleby zij aan zij staat met Moby-Dick.