Altijd vervelend als een degelijke band gereduceerd wordt tot een hobbykransje van muzikanten die elders meer in de kijker lopen. Het overkwam Spidergawd, voormalig nevenproject van Motorpsycho-leden Kenneth Kapstad en Bent Sæther, maar nu die eerste uit Motorpsycho gestapt is, en de tweede uit Spidergawd, wordt het misschien tijd om de band op zijn eigen merites te beoordelen.
Nu ja, wie geen oren heeft naar nostalgische donderrock die het beste probeert te maken van in de jaren zeventig verankerde hardrock, boogierock, jamrock en andere verwante subgenres die doorgaans wijdbeens afgehaspeld worden, is eraan voor de moeite. Het decennium met de breedste pijpen en beste geluidsproducties spat als een gensterregen van IV, waarvan elk aspect smeekt om een terugkeer naar het gouden lp-tijdperk. Vierde plaat in vier jaar. Acht songs, een kleine drie kwartier volgestouwd met calorierijke riffs, een afwisselend stuwende en galopperende ritmesectie en schreeuwerig manhaftige vocalen die gebracht worden, of zo stellen we ons dat toch voor, met gebalde vuisten en brede lederen polsbanden.
Het is muziek van en voor mensen met grote platencollecties vol obscure rock-‘n-rollparels, en een voorliefde voor bands waar ooit niet zo lacherig over gedaan werd. Die van Spidergawd hebben duidelijk een obsessie voor bands als Thin Lizzy en Deep Purple, vermoedelijk ook Grand Funk Railroad, ZZ Top en vertegenwoordigers die wat dichter bij de jammende uithoek zaten. Of een verwantschap met een andere moderne band als Golden Void. Maar soms gaat het er ook verdacht poppy aan toe, besef je dat het net zo goed gaat om de stadionbombast van Kiss, Bad Company of Cheap Trick. De productie van IV is dan ook navenant.
Opvallend in deze kwartetbezetting is misschien wel de sax van Rolf Martin Snustad, al komt die opvallend weinig naar de voorgrond. In heel wat van de potig rockende passages is het vaak zoeken naar het geronk, want het zit ingebed in de groepssound, die krachtig en vol is, maar gelukkig niet opgepompt wordt met overbodige steroïden. Deze groep kent de knepen van het vak en gaat meteen van start met een straf een-tweetje. Opener “Is This Love..?” verwijst meteen naar grote invloed Thin Lizzy (die van “Bad Reputation”): lekkere riffs (zanger/gitarist Per Borten), een rollende ritmesectie (meesterdrummer Kapstadt en bassist Hallvard Gaardløs) en verrassend meezingbare melodieën. “I Am The Night” is daarna meteen de melancholische tegenhanger. Een song met een kop en een staart ook, geen excuus om doelloos te jammen.
Dat ijzersterke niveau houdt de band niet aan doorheen de hele plaat, maar de variatie die je in de schoot geworpen krijgt, mag er best zijn. “Ballad Of A Millionaire (Song For Elina)” is hier de slome die het kopje in beweging houdt met een repetitief wentelende beweging en “What You Have Become” pakt uit met een no-nonsense jachtigheid die bijna naar punk neigt. De acht minuten van “The Inevitable”, dat van start gaat met ronkende sax en huilende harmonica, geeft de band de gelegenheid om na te gaan hoeveel rek er op het elastiek zit, met een eerste helft die iets doet met bluesy stonerrock en een tweede die psych/jam-territorium afschuimt. Enkel “LouCille” is snel vergeten.
Afsluiten gebeurt al even droog als de manier waarop het album begon. “Heaven Comes Tomorrow” refereert even aan Thin Lizzy’s “Emerald” (ja, toch?) en zoekt het vervolgens op boogieterrein tussen ZZ Top en Foghat, terwijl de gitaarsound van “Stranglehold” herinnert aan de oude Judas Priest en vervolgens ook in die leather & denim-oorden blijft rondhangen. Het mag duidelijk zijn dat IV niet bestemd is voor wie naarstig op zoek is naar de vernieuwers van vandaag. Spidergawd is bestemd voor zij die graag verdwalen in een muzikale wereld die herkenbaar is, maar weinig uitstaans heeft met wat er daarbuiten gaande is. Als het zo goed gebeurt als hier, door een uitstekende band die de formule met verve naar z’n hand zet, dan valt daar eigenlijk weinig tegen in te brengen.