De vrouw van bassist Troy Sanders, de moeders van drummer Brann Dailor en gitarist Bill Kelliher: allen getroffen door kanker, de laatste verloor de strijd. Het leidt tot een rotintense, lyrische, epische metalplaat die aansluiting vindt bij magnum opus Crack The Skye.
Dat was destijds Mastodons derde en laatste conceptuele plaat, een poging om in het reine te komen met de zelfmoord van, ook weer, Dailors zus. Dat maakte van Crack The Skye een pakkende raamvertelling waarin de virtuositeit van de band perfect gekanaliseerd werd. Een meesterwerk waarop toegankelijkheid (melodieën, refreinen!) en uitdaging (technisch bochtenwerk, kaduke songstructuren) vuistje deden. Bruutheid met een blanke pit.
Op opvolgers The Hunter en Once More ’Round The Sun verkende Mastodon die toegankelijkheid verder. Dat ging nooit ten koste van hun geloofwaardigheid, wel ten koste van hun creativiteit. Het klonk allemaal wat gestroomlijnder: alles ten dienste van puntige songs, de handrem op. Kwaliteit te over, maar inhoudelijk wat stuurloos en vormelijk wat aanschurkend tegen QOTSA en zelfs Foo Fighters als ze niet oppasten. Tussen schip en wal, waardoor ze zowel op Werchter als Graspop de laatste jaren wat wezenloos op de affiche stonden.
Daar zal Emperor Of Sand verandering in brengen, want dit is weer zo’n kopstoot waarop Mastodon vorig decennium een patent had. Headlinemateriaal op elk metalfestival. De bebloede bruutheid van Remission en Leviathan hebben ze al herhaaldelijk afgezworen, maar dit is een perfecte samenvatting van al wat ze de afgelopen twaalf jaar hebben uitgebracht. En op bepaalde punten verbeterd en verrijkt: producer Brendan O’ Brien – goed idee om hem voor het eerst sinds Crack The Skye weer in te schakelen – liet Sanders, Dailor en Hinds zanglessen volgen om hun stemmen beter te laten renderen. Piano en synths schilderen enkele kleuren bij op hun meest emotionele plaat tot dusver.
Het verhaal achter de plaat is immers iemand die door een sultan tot de dood veroordeeld wordt, waarna de banneling wegvlucht in de woestijn. Daar verdwaalt hij en valt hij ten prooi aan hitte en ontbering. Hij brengt het er niet levend van af. Ondertussen mijmert en piekert hij een eind weg over tijdelijkheid en vergankelijkheid in een draaikolk van wanhoop. Ook de slechte verstaander legt de linken wel met de lijdensweg die bandleden vanop de eerste rij meemaakten. Sessies voor deze plaat werden doorgaans voorafgegaan door gesprekken over hoe moeder of vrouw reageerden op nieuwe chemo. En of zich dat laat horen.
Maar niet zozeer tijdens het eerste kwartier. De eerste vier songs zijn aperitiefhapjes voor wat komen gaat. Single “Show Yourself” is het meest toegankelijke wat Mastodon ooit heeft uitgebracht — Josh Homme verslikt zich in z’n koffie. “Precious Stones” en “Steambreather” waren weliswaar hoogtepunten op de vorige twee platen geweest door een strak gecontroleerde stuurloosheid, intensere vervlechting van riffs en ritmesectie en een emotionele onderlaag door de thematiek van de plaat (“Don’t waste your time / Don’t let it slip away from you”).
Maar majestueus wordt het pas echt vanaf “Roots Remain”, waarmee het hart van de plaat zich opent. Dit is radeloos beuken, terwijl Dailor (“Beauty fades / Deaths decay / Fires on high / Reach the sky / Branches break / Roots remain”) ondertussen probeert te sussen. Bill Kelliher speelt de solo van z’n leven, maar het zet allemaal geen zoden aan de dijk: de piano aan het einde voorspelt dat een happy end er hoegenaamd niet in zit. Dit laat vanaf de eerste luisterbeurt littekens na.
Vanaf dan zit je in een rit in een noodlottige achtbaan, zowel in elk nummer als op de hele plaat tout court. “Word To The Wise” behoort ook al mee tot het beste van wat Mastodon ooit heeft geschreven: verschroeiende epiek, met wéér Dailor (als zanger enórm gegroeid inderdaad) die zich vocaal in het oog van de storm plaatst. Kwaadheid die berusting tot moes klopt. Ook op “Ancient Kingdom” en “Clandestiny” wordt die genadeloze furie aan beheerste virtuositeit gekoppeld: Kelliher en Hinds vervlechten zich in elkaar als een Siamese tweeling, Dailor bouwt samen met Sanders aan een stevige ritme-firewall waar het op de twee vorige platen toch wat aan ontbrak. Er staat overigens geen drumfill te veel op Emperor Of Sand: de vier songs in het hart van de plaat moeten voldoende ruimte krijgen om boven zichzelf uit te stijgen.
Op “Andromeda” mag Scott Kelly van Neurosis (weer) een stevige schouderklop komen geven, maar het is slotnummer “Jaguar God” dat deze plaat cum laude afsluit. Breekbaarder en melancholischer klonken Sanders en Kelliher nog niet dan in het akoestische begin, waarna Dailor de band op sleeptouw neemt voor een verwoestende climax waarin strijdend ten onder wordt gegaan. Kelliher en Hinds gooien gitaarlagen op het nummer als houtblokken op een vuur, waarna een berustende, naar Pink Floyd knipogende outro berusting laat overheersen. De dood als noodlot én bevrijding na een lijdensweg. Deze plaat is een soundtrack bij de ellende die deze band en hun naasten zelf hebben meegemaakt.
Emperor Of Sand laat zo vooral horen hoe Mastodon nog gegroeid is als band. Dit is meer dan schuimbekkend spelen zoals in de begindagen; dit is hoe machteloos toekijken op lijden muzikaal afgereageerd wordt. Een Maelstrom van genres en invloeden, van progressieve metal tot sludge, van hardrock tot psychedelica. Een meesterwerk bij in hun eregalerij. Emperors of metal, ja.