Als het nog niet duidelijk zou zijn: de Portugese vrije muziek, zowel met wortels in de jazz als daarbuiten, beleeft gouden dagen. Jong talent en veteranen vinden elkaar steeds makkelijker in een scene die uitblinkt door eenheid in diversiteit. Een nieuwe band die de openheid qua sound en bezetting mooi illustreert, is het trio Baga-Baga.
De centrale figuur is gitarist Jorge Nuno, van het psychedelische improvisatieproject Signs Of The Silhouette dat op zijn recentste album nu. tweederde van het RED Trio aan boord hees en een van onze favoriete platen van 2016 uitbracht. Hij is hier in de weer met Monsieur Trinité, nom de plume van Francisco Trindade, een veteraan van de Portugese vrije muziek, die decennia geleden een van de eerste was om aan de slag te gaan met buitenlandse collega’s. Hij legt zich toe op “several objects”: een vage, maar veelzeggende verzamelterm voor een tafel vol metaal, hout en plastic, waarmee hij aantoont dat percussie (veel) meer is dan een ritmisch element.
Het trio wordt vervolledigd door de Braziliaanse rietblazer Yedo Gibson, die zijn tweede thuis gevonden had in Amsterdam, en daar grote sier maakte met The Royal Improvisers Orchestra, Trolleybus, EKE en recent nog Naked Wolf. Maar in 2016 verhuisde hij naar Portugal, waar hij meteen aan de slag ging met de locals. Toen we de band einde vorig jaar live aan het werk zagen, was het duidelijk dat de muzikanten elkaar gevonden hadden. Ze speelden een afwisselend intense en explorerende performance die imponeerde met kleine details én de grote beweging. Geen toevalstreffer, want ook Shabda, goed voor een uurtje geïmproviseerde muziek tussen de genrehokjes, is best indrukwekkend.
Doorgaans is het Nuno’s gitaar die centraal staat in deze vijf stukken (drie lange, twee korte). In opener “Lua Nova” is dat met een resonerende noot die meteen wordt vergezeld door zacht gekwetter en rinkelende percussie. Het is een intimistisch startend onderonsje, met een donkere melancholie die tussen haakjes gezet wordt door Trindade’s excentrieke werkplaatsgerammel. Gaandeweg wint de muziek aan kracht, samenhang en volume, om te belanden op terrein dat plots niet meer zo ver verwijderd is van de heavy psych van Signs Of The Silhouette. Het terrein is afgebakend.
“Lua Cheia” en “Lua Minguante”, samen goed voor een slordige veertig minuten, verkennen vervolgens een breed terrein via lange, onvoorspelbaar kronkelende routes. Het eerste nummer is aanvankelijk woeliger, met meteen een resem effecten en een volgestouwde geluidsmuur van weerspannige gitaar, schreeuwende sax en bellengerinkel. Het massieve wordt vervolgens ingeruild voor meer open spel, met een weidse grandeur, meer ruimte voor Gibsons techniekenarsenaal en een gebroken, haast stotterende gitaarstijl. Het volgende stuk gaat nog breder, van een nog relatief conventionele majestueuze serenade tot loodzware dronerock en meer abstractie. Ritualistisch, extatisch en introvert tegelijk.
De resterende twee stukken leggen niet die lange afstand af, maar bulken toch van de ideeën: zoals Gibsons opmerkelijke circulaire ademhaling in “Lua Quente”, dat een haast Oosterse vibe creëert. Niettemin blijven ze na de voorgaande kolossen iets hebben van compacte nagedachten; misschien niet essentieel binnen deze context, maar individueel wel voorzien van de heel eigen aanpak van het trio. Dat maakt van Shabda meteen ook een knappe toevoeging aan de toestroom markante albums die het voorbije jaar uit het zuidoosten van Europa kwam. Niet voor een breed publiek, wel voor gretige oren die voorbijgaan aan het hokjesdenken.