Nouvelle Vague staat er tien jaar na de hype nog steeds. Het nieuwe materiaal hoeft zelfs niet onder te doen voor het werk van weleer. Ze brachten in Brussel een straf in elkaar gestoken set barstensvol talent, maar konden door een gebrek aan persoonlijkheid geen diepe indruk nalaten.
Samen met de loungebar leek zijn populaire luistervoerleverancier Nouvelle Vague al enige jaren van het toneel verdwenen te zijn. Vorig jaar slaakten ze echter een zwoel kreetje in de duisternis met I Could Be Happy, hun eerste release in zes jaar tijd. De eerste met een handjevol eigen nummers, maar dat was dan ook meteen het enige wat aan de formule veranderd is. Het kernduo Olivier Liboux en Marc Collin blijft samen met een wisselende reeks (quasi uitsluitend vrouwelijke) gaststemmen nummers uit alle hoeken van de muzikale canon in een bossanova-vestje steken dat nog steeds glansrijk als soundbyte het adjectief “Frans” kan definiëren.
Het collectief, dat op een podium uitgroeit tot een zeskoppige band met drie zangeressen, beet in Brussel de spits af van zijn jongste tour, en dat zou je niet gemerkt hebben. Voor een band die slechts voor de gelegenheid samengesteld is, vlotte de avond als een overvloedig geoliede machine. Niet de kleinste hapering, aarzeling of choreografische asymmetrie viel te bespeuren; zozeer zelfs dat je bij momenten eerder een revue dan een concert leek bij te wonen.
Talent zag je duidelijk op het podium: begenadigde muzikaliteit, sterke stemmen die elkaar mooi complementeerden en die herinterpretatieformule die nog steeds succes kan boeken. Het titelnummer van de nieuwe plaat kon je zonder blozen naast hun “Love Will Tear Us Apart” leggen, “Love Comes In Spurts” bracht de schwung in de set en de Cure-cover “All Cats Are Grey” vormde zelfs een hoogtepunt dankzij het eenvoudig gearrangeerde, fragiele begin. Ook de acts waren sterk uitgekiend. Gary Numans “Metal” kreeg een gebroken poppendans die de sfeer volledig onderstutte en het origineel nog verder de vergetelheid induwde. De welgemikte “çava” middenin, gevolgd door een finale van shalala’s, kletsten de kers op de taart. De Madness-cover “Grey Day” ging gepaard met een Russ Meyer-indachtige duodans in dieprood licht die elk vooroordeel over de truttigheid van Nouvelle Vague weg kon vegen. En toch had je te vaak het gevoel naar typetjes te kijken in plaats van vlees en bloed. We zagen een gothic bloemenmeisje, een gogo-dansende Jessica Rabbit en een Zuiderse cowgirl, maar niet de vrouwen erachter.
Deze gekunsteldheid vloeide bij momenten ook naar de muziek over. “Ever Fallen in Love (With Someone You Shouldn’t’ve)” begon sterk als Emiliana Torrini zonder haar vervelende jungletrommel, maar liep met een sisser af in de semi-humoristische eindnoten. “Athol-Brose” ging volledig de mist in en werd zo geaffecteerd gezongen dat het meer als martini-reclame dan een song klonk. Daar blijft het schoentje wringen bij Nouvelle Vague: het is een band met een gimmick. Een goed gevonden en sterk uitgevoerde gimmick, maar ook een die ervoor zorgt dat een concert na een tijdje heel formulaïsch aanvoelt. Hun covers mogen dan wel geen covers lijken, tegen de tijd dat ze met “Algo Familiar” een eigen compositie debuteerden, klonk die als een cover van hun eigen formule. Net als de loungebar maakte dit concert een chique indruk, maar was je die alweer vergeten van zodra je de zaal verlaten had.