Tot ongeveer twintig jaar geleden waren er niet veel regisseurs die hun vinger zo goed aan de pols van de maatschappij hielden als Oliver Stone. Of hij nu de recente oorlogstrauma’s van de VS in kaart bracht met zijn Vietnamfilms Platoon, Born On The Fourth Of July en Heaven And Earth, of de (toen al!) dolgedraaide ikke, ikke, ikke-cultuur van het heden analyseerde in Natural Born Killers en Wall Street: Stone’s films waren altijd relevante, opwindende, provocerende cinema. Je kon er voor of tegen zijn, maar ze eisten het om gezien en besproken te worden. Tot ze dat plotseling niet meer eisten. Alexander was een peperdure misrekening, World Trade Center sentimentele pap, Wall Street: Money Never Sleeps was niet slecht maar kon zich ook niet meten met het origineel, en Savages was zinloze hysterie.
Snowden, over de beruchte klokkenluider die de afluisterpraktijken van de NSA en CIA blootlegde, had eigenlijk gefundenes fressen moeten zijn voor Stone. Hij heeft opnieuw een controversieel onderwerp te pakken met een sterke politieke lading, dus er was niets dat hem belette om nog eens ouderwets van leer te trekken, in de bombastische donderpreekstijl die we ons nog herinneren van JFK en Nixon. Niets dan, behalve zijn eigen onvermogen om het heilig vuur in zichzelf aan te wakkeren. Snowden blijkt een teleurstellend levenloze bedoening, die Stone’s passie, zijn sturm und drang van twintig jaar geleden, vervangt door een afstandelijke professionaliteit.
Als startpunt gebruikt Stone de periode waarin Snowden, gespeeld door Joseph Gordon-Levitt, ondergedoken leefde in Hong Kong, waar hij zijn verhaal voor het eerst onthulde aan filmmaakster Laura Poitras (Melissa Leo) en Guardian-journalist Glenn Greenwald (Zachary Quinto). Een periode die Poitras overigens registreerde voor haar Oscarwinnende documentaire Citizenfour, nog steeds een veel betere keuze voor wie echt meer wil weten over Edward Snowden. Van daaruit springt Stone in ruwweg chronologische volgorde terug in de tijd om Snowdens leven tot dan toe uit de doeken te doen. Hoe een kniekwestuur ervoor zorgde dat hij de marine vaarwel moest zeggen, hoe hij daarna zijn weg vond naar de inlichtingendiensten om daar aan de slag te gaan als specialist in cyber security en digitale spionage, en hoe hij uiteindelijk meewerkte aan projecten waarvoor miljoenen onschuldige mensen via hun telefoons en computers illegaal werden gemonitord. Tussen de bedrijven door wordt Shailene Woodley opgevoerd als Snowdens vriendin, Lindsay Mills, wier links-progressieve ideeën hem een duwtje in de rug geven om uiteindelijk met zijn informatie naar de pers te stappen.
In zijn beste dagen zou Stone dat verhaal hebben kunnen aanwenden om iets wezenlijks te vertellen over de manier waarop pattriotisme wordt verraden door de overheid. Dat is in essentie waar destijds Born On The Fourth Of July ook over ging: een naïeve soldaat die gelooft dat hij naar een rechtvaardige oorlog trekt, maar gedesillusioneerd achterblijft. Snowden trekt niet naar Vietnam, maar hij begint wel als een politiek conservatief persoon, die in de marine wil gaan na 9/11. Het idee van een rechtvaardige war on terror blijft hem ook daarna motiveren, tot hij geconfronteerd wordt met flagrant machtsmisbruik van de regering. Die thematiek is eigenlijk interessanter dan een simpele opsomming van de feiten, maar jammer genoeg laat Stone die kans grotendeels liggen. Hij beperkt zich tot een ietwat saaie, maar vooral verpletterend conventionele dramatisering van wat er is gebeurd. Het zou overdreven zijn om te zeggen dat Snowden geen standpunt inneemt – integendeel, Stone beeldt zijn onderwerp onomwonden af als een held, waarbij hij de politieke en morele nuances en grijze zones van het verhaal grotendeels negeert. Maar verder dan dat gaat hij ook niet: hij interpreteert niet, hij biedt geen frisse blik op zijn onderwerp. Het gevolg is dat de hele film weinig bevlogen aanvoelt. Waar is al die passie naartoe?
Stone is ook teruggekeerd van de flamboyante visuele stijl die hij in de jaren negentig hanteerde. Het gebruik van verschillende filmformaten, de mix van kleur en zwart-wit en vooral de hypersnelle montage van JFK, Natural Born Killers en Nixon voerde hij destijds naar een extreem punt in het hyperactieve Any Given Sunday, waarna hij die stijl grotendeels liet vallen. Zijn recentere films zijn veel klassieker en rustiger in beeld gezet, wat natuurlijk niet erg is, maar hier grenst ook dit aspect weer aan het randje van het saaie. Cameraman Anthony Dodd Mantle, die eerder al vaak samenwerkte met Danny Boyle, is natuurlijk een vakman, maar zijn digitaal werk mist toch de filmische textuur en de intensiteit die Robert Richardson destijds naar Stone’s films bracht. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Stone’s films er in het algemeen sterk op achteruit zijn gegaan sinds hij zijn jarenlange samenwerking met Richardson stopzette na U-Turn, wat de vraag oproept in welke mate Richardson verantwoordelijk was voor het eindresultaat.
Joseph Gordon-Levitt zet een erg sterke Snowden neer: zijn stem en lichaamstaal zijn goed getroffen en ook fysiek is de gelijkenis vrij groot. Dat Gordon-Levitt erin slaagt om niet alleen te imiteren, maar ook een volbloed mens van Snowden te maken, is dan ook een prima illustratie van zijn talent. Shailene Woodley is degelijk als zijn vriendin, maar krijgt weinig meer te doen dan het typische meisje-aan-de-zijlijn te spelen. De overige bijrolacteurs leveren respectabel werk, maar Quinto, Leo en Tom Wilkinson als hun collega-journalist krijgen eigenlijk te weinig te doen om echt indruk te maken.
Voor wie écht nog niets van het hele verhaal afweet, kan Snowden een vlot verteerbare introductie betekenen. Maar in dat geval zouden we nog eerder geneigd zijn om met Citizenfour meteen naar de bron te gaan. Ja, de film is competent gemaakt, dat wel. Maar had er nu een andere naam als regisseur op de aftiteling gestaan, dan hadden we dat waarschijnlijk ook geloofd. En voor een Oliver Stone-film is dat een groot probleem.