Hij zat, samen met Franquin, Hergé en Vandersteen in een gouden generatie voor de stripwereld. Na 70 jaar is het nu al Lucky Luke wat de klok slaat.
Het begon dit jaar in Angoulême, werd verdergezet op de Antwerpse Boekenbeurs, vervolgens in het Antwerpse Crown Plaza en zal eindigen in het toekomstige stripcentrum in het Centraal Station van Antwerpen. Lucky Luke wordt 70 en dat zal hij geweten hebben. Een groots opgezette overzichtstentoonstelling met originele platen, de levensloop van zijn geestelijke vader Morris en heel wat informatie over de figuren en de verhalen van deze eenzame cowboy.
Als teaser werd alvast een turf van 315 pagina’s op de mensheid losgelaten: De kunst van Morris. Het boek werd samengesteld met de makers van de tentoonstelling. Naast de informatieve waarde is het ook een degelijke hommage aan het adres van Aalstenaar Maurice De Bevere, alias Morris, die in 2001 overleed. Welverdiend, als je weet dat van Lucky Luke intussen meer dan 300 miljoen exemplaren verkocht werden in bijna 30 verschillende talen. Nevenpersonage Rataplan niet meegeteld, is dit een huzarenstukje met slechts één enkele reeks, waarvan er trouwens ook niet zoveel delen – een zeventigtal – uitgekomen zijn, in vergelijking met de Kiekeboes en Suske en Wiske.
Zijn topperiode was van 1955 tot 1977, toen René Goscinny – ja, die van Asterix – de scenario’s voor zijn rekening nam. Het was in die periode dat de tekenstijl van Morris het meest tot zijn recht kwam, een stijl die ook zijn boezemvriend André Franquin inspireerde. Veel beweging en een minder klare lijn dan bijvoorbeeld Hergé.
Het boek zelf is als een koffietafelboek opgevat: mooie grote illustraties met een minimum aan tekst. Wel jammer dat vaak dezelfde tekening als voorbeeld opduikt over de verschillende hoofdstukken heen. De opzet is zeer overzichtelijk, conform de tentoonstelling, met grosso modo drie grote delen: de geboorte van een icoon, de gouden tijd, en archetypen en steeds weerkerende thema’s. Het boek gaat ook dieper in op zijn verblijf in Mexico en de Verenigde staten, waarvan ooit een reis met Franquin en Jijé in stripvorm verscheen: Gringos Locos. Jammer genoeg wordt hier net iets te weinig op ingegaan, hoewel dit toch interessante lectuur zou opleveren. Het geeft de liefde voor de animatiefilm van Morris weer. Ze waren alle drie trouwens onderweg naar de Disney Studios om hun droom waar te maken: Morris’ wou tekenfilmmaker te worden. Omdat hij in de jaren veertig verantwoordelijk was voor het inkten van de tekenfilmschetsen in de studio C.B.A. in Brussel, kreeg hij meer en meer de smaak voor het striptekenen te pakken.
Even terug naar het boek. Je krijgt heel wat inzage in het baanbrekende werk van Morris. Niet alleen zijn tekentechnische invloed op collega’s doordat hij met allerhande bewegingsboogjes heel wat beweging in zijn prenten kreeg, maar ook zijn vernieuwende kijk op lay-out. Waar de meesten het wafelijzerprincipe volgden, rijen en kolommen die even hoog als breed zijn, startte Morris met afwisselende kaderformaten. Hij was ook de eerste die een tekening driekwart van een pagina liet beslaan, met daarin nog de fijnste details en perspectieven. Ook de collegialiteit tussen ogenschijnlijke concurrenten krijgt een prominente plaats in het boek. Voor Lucky Luke-fans, maar ook voor andere stripfans een fijn naslagwerk.
Na de animatiefilms, de drie langspeelfilms en zelfs de videogame kregen we dit jaar een geslaagde heruitgevonden versie van Lucky Luke met De Moordenaar van Lucky Luke door Bonhomme. Sedert afgelopen september wordt de komende vijf jaar de originele reeks van Lucky Luke trouwens volledig heruitgegeven. De 73 originele albums verschijnen in een nieuwe, uniforme stijl: vertaling, lettering, covers en opeenvolgende nummering.
Je zal sneller moeten kunnen lezen dan je schaduw.