Er zijn nog zekerheden in het leven. Sinds Otis Gibbs in 2002 debuteerde brengt hij gemiddeld elke twee jaar nieuw werk uit. Twee jaar na z’n vorig album wijkt hij ook op Mount Renraw Gibbs nauwelijks af van het stramien van zijn vroegere platen, maar hij bewijst nogmaals dat hij een van de boeiendste artiesten uit de rootsscene is.
Het idee voor het album vond Gibbs bij het voorbereiden van zijn vijftigste verjaardag. In plaats van met een paar maten op de lappen te gaan in het lokale café of een groot familiefeest met bijpassend dessertbuffet te organiseren, besloot Gibbs het te vieren door op die dag een nieuw album op te nemen in zijn woonkamer. Daarvoor deed hij een beroep op oudgediende Thomm Jutz op gitaar en op violist Justin Moses. De elf songs op Mount Renraw bevinden zich nog steeds in hetzelfde spectrum waarin Gibbs zich thuis voelt: sobere maar warme rootsmuziek, waarin hij toont dat hij een geweldig verhalenverteller is. Muziek die zowel herinneringen oproept aan het akoestische werk van Bruce Springsteen (de verhalen als miniatuurtjes), Steve Earle (de ruwe, ongepolijste stem) en het late solowerk van Levon Helm of de American Recordings-reeks van Johnny Cash (het organische geluid).
De verhalen van Otis Gibbs spelen zich af in het Amerika van de kleine man, ver weg van de gejaagdheid van de grote steden. Zo neemt hij op “Great American Roadside“ de luisteraar mee op een roadtrip langs oudere Routes die sinds de aanleg van de snelle Interstates in onbruik zijn geraakt. Wegen waar de tijd is blijven stilstaan, waar er allerhande bizarre en bevreemdende attracties langs de kant van de weg op de verdwaalde reiziger wachten en waar aftandse motels op de schaarse gasten wachten. “The waitress is hot, but the coffee is not”, klinkt het met een kwinkslag.
Tweemaal brengt hij het verhaal van een bestaande en bekende — al is dat laatste enigszins relatief — persoon, maar ook daar is er weer de link met de gewone man en met de strijd tegen onrecht. “Sputnik Monroe” vertelt het verhaal van de gelijknamige worstelaar uit Memphis die — met success — ten strijde trok tegen de segregatie en de achterstelling van de zwarte Amerikanen. “Lucy Parsons” gaat over de anarchiste die, geboren in slavernij, uiteindelijk een belangrijke rol speelde in de Amerikaanse arbeidersbeweging. Het prachtige “Kathleen” begint als een herinnering aan een oud lief, maar dan wel een die ondertussen aan lager wal geraakt blijkt te zijn en in de bajes is terechtgekomen. Het met vrouwlief Amy Lashley geschreven “Copper Colored Fools” is in zijn breekbaarheid een weemoedig hoogtepunt.
Muzikaal sluit Mount Renraw naadloos aan bij eerder werk van Otis Gibbs, al is de instrumentale aankleding — twee gitaren en wat sfeervolle vioolpartijen op de achtergrond — nog wat soberder dan voorheen. Muziek die zich ophoudt in het niemandsland tussen folk en country, die relaxed klinkt maar toch met een zekere urgentie gebracht wordt.
Nogmaal toont Otis Gibbs dat hij tot de grote namen in de Americana mag gerekend worden, al blijft hij koppig zijn albums op zijn eigen label — het naar zijn geboorteplaats vernoemde “Wanamaker Recording Company” — uitbrengen. Het niveau van onze favoriete Gibbs-plaat Joe Hill’s Ashes wordt hier net niet gehaald, maar ook een gewoon goeie Gibbs behoort nog steeds tot het beste wat de rootsmuziek dit jaar voortbrengt.
Het album kan besteld worden via de site van de in rootsmuziek gespecialiseerde importeur Lucky Dice.