Nicolas Jaar heeft volgens collega mb een even Duits klinkende naam als Mutti Merkel, al kan net zo goed geclaimd worden dat de man op basis van zijn naam even Frans is als camembert en Le Petit Robert. Om maar meteen te stellen dat de Amerikaans-Chileense techno/electro/… knoppendraaier zich niet zomaar in een hokje laat duwen, een gegeven dat nog meer tot uiting komt in zijn muziek en releases.
In 2011 wist Jaar een breder hipster/muziekliefhebber/meerwaardezoekerpubliek (er is een doorsnede waar ze samen komen) voor zich te winnen met zijn officiële debuutplaat Space Is Only Noise. Het album liet zich buiten de brede noemer electro niet vatten in een enkele genrebeschrijving en riep snel vergelijkingen op met Satie, Dj Shadow, David Brubeck, Leonard Cohen, Ricardo Villalobos, … namen die Jaar zelf wel eens liet vallen als invloeden en de diversiteit en ongrijpbaarheid van zijn muziek verder onderstreepten. Het enige dat ook vijf jaar later gezegd kan worden, is dat een onderkoeld minimalisme nog steeds binnen zijn oeuvre aanwezig is en dat eclectisme en veelzijdigheid duidelijk onderstreept in ’s mans woordenboek staan.
Een uitstapje met Darkside (een e.p. en album), enkele e.p.’ s , een officieuze (Pomegranates) en officiële (Dheepan soundtrack later, volgt nu de tweede officiële plaat Sirens. Hierop laat Jaar horen waarom hij vijf jaar na zijn debuut nog steeds niemand echt als zijn gelijke kan beschouwen. Al hoeft daar niet noodzakelijk uit te volgen dat de plaat een meesterwerk is en Jaar een genie, want hoe imposant de plaat ook klinkt, Jaar verliest zich net als op zijn andere releases soms iets te veel in de eigen wereld om een coherent verhaal te vertellen. En daarnaast zijn niet alle songs even sterk te noemen.
Nochtans start het album sterk met het elf minuten (!) durende “Killing Time”, dat meer dan zijn tijd neemt om zichzelf te ontplooien en pas rond de vijfde minuut de voornamelijk spaarzame piano-invulling aanvult met het type falsetgezang dat zich bij gebrek aan betere voorbeelden ergens tussen Bon Iver, Radiohead, My Morning Jacket en James Blake houdt (ijl, hoog en niet gespeend van enige effectjes). Het is een kil klinkende eenentwintigste eeuwse variant op soul die net in zijn afstandelijkheid warmte opzoekt. Van een heel andere orde is het veel meer uptempo klinkende “The Governor”, waarin Jaar zijn vertrouwen legt in een funky baslijn. Naarmate de song vordert, incorporeert hij steeds meer stoorzenders om dan het roer om te gooien en een blazer vrij spel te geven, alvorens de song opnieuw te vullen met klanken en instrumenten tot een ondefinieerbaar geheel overblijft.
Feestjes zijn echter van korte duur zoals “Leaves” aantoont, want na enig strijkergepluk heerst vooral sfeerschepping met minimale tonen, een enkele korte uitstulping en tot slot een Spaans gesprek (naar verluidt tussen Nicolas en zijn vader over een standbeeld) dat alleen maar tot de vervreemding bijdraagt. Zo er gelijkenissen dienen getrokken te worden, dan zou besloten kunnen worden dat Jaar zichzelf naar het einde van de jaren zeventig/begin jaren tachtig gekatapulteerd heeft, toen de mogelijkheden van elektronische muziek voornamelijk leidden tot bizarre uithalen, gekoppeld aan lange, uitgesponnen, stukken. De enige band met het Zuiders klinkende “No” schuilt in het gebruik van het Spaans en het feit dat Jaar geregeld varianten van ruis incorporeert om afstandelijkheid te kunnen koppelen aan familiare openheid.
Dat Jaar zichzelf graag in de voet schiet, bewijst het bijna tien minuten durende “Three Sides Of Nazareth”, dat net als “The Governor” funky en opzwepend start en voluit de dansbare electro omarmt om dan halverwege het roer om te gooien en te refereren aan de minimale treurnis van “Killing Time”. Vervolgens roept hij toch terug de urgentie van het feestje op, zij het dat een aan Suicide verwante, onderhuidse dreiging niet meer te ontkennen valt. Met “History Lesson” valt tenslotte het doek over de plaat en wordt de cirkel rond gemaakt door een laatste maal voor de afstandelijke soul te kiezen die bijvoorbeeld ook op de latere platen van My Morning Jacket te horen valt, maar nog steeds vintage Jaar blijft, inclusief solo die nooit echt kiezen kan tussen pure hommage en overduidelijke ironische parodie.
Nicolas Jaar is een van de meest intrigerende figuren uit de hedendaagse electro-scene. Dat staat echter niet automatisch gelijk aan de beste, wat sommigen ook mogen denken. De nog altijd maar zesentwintigjarige artiest heeft op enkele jaren tijd een indrukwekkend oeuvre bij elkaar gebracht. Daarbij heeft hij zijn talenten en muziekkennis meer dan tentoonspreid. Op Sirens is het niet anders: Jaar laat eens te meer horen hoezeer hij de mogelijkheden van muziek kent en hoe hij dit via het brede electro-genre uit. En passant gooit hij er ook nog enkele (intertekstuele) verwijzingen naar onder meer het gewraakte Pinochet-regime tussen. Knap en boeiend; maar Jaar vergeet hierdoor wel eens dat de slimste jongen van de klas willen zijn, niet noodzakelijk vriendjes oplevert.