Het ICP Orchestra zou later nog een paar afvaardigingen sturen, maar de laatste keer dat de complete bende op het podium stond van Jazz Middelheim, was tijdens de intussen legendarische editie van 1999. Zaterdag 13 augustus keert het orkest terug, voor wat nu al een van de opgemerkte passages van de huidige editie belooft te worden, want het recentste album en de voorbije zaalconcerten toonden aan dat de Nederlandse legende nog niets heeft ingeboet aan charme en souplesse.
De voorbije zeventien jaar is er in het ICP-kamp natuurlijk wel een en ander gebeurd. Er verschenen wat albums en er waren heel wat concerten. Tobias Delius kwam erbij, maar we waren ook getuige van de mentale aftakeling van Misha Mengelberg (die vastgelegd werd in de ontroerende film Misha enzovoort), die er op East Of The Sun (2014) ook al niet meer bij was. Maar intussen waren er ook de enthousiast onthaalde uitvoeringen van Mengelbergs opera Koeien (wanneer krijgen we dat eens in België te zien?) en bleven de achtergebleven bandleden met opvolger Guus Janssen op hoog niveau spelen. Zo stond de bende eerder dit jaar nog op het oranje gekleurde Brand! NL Festival, al heeft deze nieuwe cd meer gemeen met het concert dat we einde oktober meemaakten in Brugge. Daar speelde de band met zangeres Claron McFaddon en werd een setlist gebruikt die wel wat overeenkomsten vertoont met Restless In Pieces.
Het was ook in die periode dat het album opgenomen werd, en de aanwezigheid van de Rotterdamse bariton Mattijs van de Woerd zal daar wel voor iets tussen zitten. Die mag hier een paar keer opdraven om de eigenzinnigheid en diversiteit van de ICP-composities nog eens extra in de verf te zetten. Restless In Pieces is net als z’n voorganger een album dat uitblinkt in afwisseling én consistentie, wat niet enkel te maken heeft met collectieve sterkte, maar ook met de diversiteit van het bronmateriaal. Naar goede gewoonte wordt immers gewerkt met enkele interpretaties van terugkerende ICP-helden (twee van Herbie Nichols, eentje van Monk), composities/arrangementen van de leden (vijf stuks) en stukken die geplukt werden uit het even dikke als excentrieke Mengelbergboek (nog eens vijf).
Zelden ging een ICP-plaat zo aanstekelijk en goedgeluimd van start als hier: “Restless In Pieces”, een stuk van Honsinger dat voor het eerst opdook op diens album A Camel’s Kiss (1999), pakt meteen uit met een heupwiegende balzaalzwier. Knap om te horen hoe lichtvoetig de band hier danst, terwijl van de Woerds gulle zang complementair is met de losse swing van de band. Erg catchy, poppy haast, maar dat wil niet zeggen dat het altijd van dat zal zijn, want Michael Moore (“Rear/Murmurs”) en Thomas Heberer (“One Thing All At Once”) leveren bijdrages die een stuk grilliger zijn. Knoestig zelfs, voortdurend op de wip tussen ontregelde kamermuziek en vrije exploten. En Janssen, die zorgt met zijn “Jojo Jive” misschien nog voor het meest ‘typische’ ICP-stuk, een feestje vol swing, hoempapa en hoefgetrappel.
Het meest opvallend is waarschijnlijk Ab Baars’ bijdrage, een bewerking van drie stukken van Charles Ives. Op zich niet zo verrassend – Baars leek zich binnen zijn werk met Ig Henneman ook te inspireren door de Amerikaanse oercomponist, en verkende diens werk bovendien al in de jaren negentig met zijn eigen trio -, maar het zorgt in het hart van Restless In Pieces wel voor een opvallende breuk. De muzikale aanpak is er sterker in weemoed gedrenkt, wat verder verwijderd van de jazz, bij momenten op het randje van het minimalistische, maar iets later toch ook weer met sterke contrasten en een brede dynamiek. Maar net als tijdens de concerten doet het de oren spitsen en wordt het door de bandleden aangegrepen om een geslaagd zijspoor te verkennen.
De stukken van Nichols (“Blue Chopsticks”, “Lady Sings The Blues”) en Monk (“Locomotive”) laten, niet geheel onverwacht, de band op z’n vloeiendst horen. Dit zijn invloeden en composities die ze intussen zo goed kennen, die zo vanzelfsprekend deel zijn gaan uitmaken van hun repertoire en uitvoeringen, dan ze ze niet zomaar spelen, maar ermee spelen. Het swingt een eindje weg, maar het mag ook een beetje botsen en schuren, wat slepen en razen. En er zit een joie de vivre in die je ook hoort terugkeren in enkele van de Mengelbergcomposities, zoals “Samba Zombie”, met z’n kontschuddende, lichtjes bezopen anarchie, of het feestelijke “Rollo I”. En terwijl “Kwijt” een gebald stuk is voor het strijkerstrio dat onvermijdelijk op het terrein van de kamermuziek belandt, gaat “Anatole”, ooit bedoeld om een hit (!) te worden voor ene Shirley Zwerus, van start met misthoorngetoeter, een beetje als in Mingus’ versie van “A Foggy Day”, maar slaat het ineens om in een jolige popsong die gestuwd wordt door een rollend orgel. En zo is de cirkel rond.
Na zo’n rijk verleden zal het ICP Orchestra niet meer zo snel verrassen (je weet als luisteraar natuurlijk dat je alle hoeken van de kamer te zien krijgt) en ze hebben intussen wel zo’n beetje hun ideale balans gevonden, maar door wat nieuwe bestanddelen (Baars’ trilogie, de aanwezigheid van van de Woerd) en andere accenten (Janssen lijkt net iets minder dominant en tegendraads dan Mengelberg vroeger), blijft het een belevenis. Veel beter dan dit wordt het niet. Of het moet al een concert van het ICP Orchestra zijn.
En kijk: zaterdag staat het tiental dus op Jazz Middelheim (17.30u, dus wees op tijd!) en op 19 oktober komen ze terug voor een clubconcert in De Singer (Rijkevorsel).