Dimitri Blankenberge & Like Mike die een soulplaat maken, Stan Van Samang die een metalcoreplaat opneemt, Milow en Major Lazer die albums uitbrengen tout court: op sommige dingen zit geen zinnige hond te wachten. Op de Red Hot Chili Peppers die popplaten maken evenmin.
Toch is het exact dat wat ze doen sinds By The Way uit 2002, zich daarbij comfortabel in het warme nest van een stadionact wentelend. Daarbij volstaan steevast enkele succesvolle, catchy singles terwijl de rest van de albums na anderhalve beluistering al vergeten wordt en op de bijhorende tour — een alibi voor nieuwe albums — straal genegeerd. Flea zorgde af en toe nog voor de peper die weliswaar steeds fletser smaakt (een mens kan niet eindeloos variëren op dezelfde truc), Frusciante voor de prikkeldraad. Tot hij het voor de tweede en laatste keer voor bekeken hield omdat hij in slaap werd gewiegd.
De rest van de band viel op I’m With You vervolgens in een collectieve coma, daar hielp de jeugdige maar duchtig gemuilkorfde inbreng van Josh Klinghoffer geen lievemoederen aan. Zo werd pijnlijk duidelijk wat een middelmatige band Red Hot Chili Peppers, zeker zonder Frusciante, eigenlijk is. Eén plaat (Blood Sugar Seks Magic) die hun sound perfectioneert, één album (Californication) dat diezelfde sound reboot, en voorts enkele flauwe afkooksels daarvan. Kiedis is een ronduit zwakke zanger, die ook niet kan blijven schrijven over seks en Californië, of seks in Californië. De band bereikte vijf jaar geleden dan ook een dood punt, en leek dat zowaar zelf te beseffen.
Sindsdien kon Flea zich bijvoorbeeld wel uitleven in Thom Yorke’s uit de hand gelopen soloproject Atoms For Peace, en besefte daar onder impuls van Nigel Godrich dat er ook eens avontuur beleefd kon worden in een studio. Godrich werd dan ook aangeduid als mixer van de nieuwe, elfde plaat, Brian – Danger Mouse – Burton als producer. Voor het eerst in een kwarteeuw geen Rick Rubin dus. Kwestie van de groep uit zijn comfort zone te laten kruipen.
Buitengewoon veel zoden aan de dijk zet dat ook weer niet. Het begint en eindigt immers met de songs. Diegene die de groep in aanloop naar de opnames had geschreven, werden in de prullenbak gegooid onder dwang van Burton. Dat moet een stapel ellende geweest zijn, aangezien ruim de helft van The Getaway rohypnol voor het gehoor is. Dan mag je nog een neus voor piekfijne arrangementen of een gelaagde klankentapper zijn: het is vechten tegen de bierkaai met een band die met steriliteiten als “The Longest Wave”, “Sick Love” en “Detroit” komt aanzetten.
Feit is wel dat The Getaway uitstekend klinkt, met enkele verfijnde toetsen die de weinige goede songs naar de eerste klasse doen promoveren. Subtiele koortjes in de titelsong, een klaterende piano in single “Dark Necessities”, een vleugje Radiohead in Klinghoffers gitaarspel in “Goodbye Angels”: ze zetten dreinerige drab als “The Zephyr Song” en “Snow (Hey Oh)” uit het vorige decennium in de schaduw. Het zoveelste stiefzusje van “Can’t Stop” dat “We Turn Red” aanvankelijk dreigt te worden, vervelt in het refrein tot een melodieus pareltje. De Peppers en geoliede pop: het kan dus.
En dat is het ’m net: wanneer de Chili Peppers daarin all the way gaan, levert het met “Encore” één van de, zo niet het mooiste, moment op sinds Californication. Een song met een ijzersterke zanglijn zowaar, maar voor de weide- en stadionbezoekers het uitgelezen moment om een pint te gaan halen of uit te urineren. Dus ja. Middelmatige meestampers als “This Ticonderoga” dan maar, die de houdbaarheidsdatum van de Peppers met fluo omcirkelt. Wel fijn voor Klinghoffer dat hij eens op het voorplan mag treden, maar zijn mentor zal voor de rest van zijn Pepperscarrière een jammerlijke zonsverduistering blijven.
En voorts gemakkelijk in het oor liggende songs die al gauw in eenzelfde vergeetput belanden als die van groepjes die de festivaldag openen waarop de Peppers headlinen. Maar ach, veel van deze nummers zal u binnenkort in het Sportpaleis dus niet horen. Laat de Peppers hun gesokte penopauze gerust in stadions doorbrengen, maar die headlinerstatus op festivals is al vier platen lang niet meer gerechtvaardigd. Tijd voor jonge honden, waar Burton als producer bovendien wel nog zoden aan de dijk kan zetten. Ontdekt u vooral maar eens hoe hij Michael Kiwanuka op Love & Hate een vijftig jaar oude sound laat opblinken. The Getaway daarentegen zijn we — even wachten … — nú al vergeten.