U heeft het misschien nog niet gemerkt, maar jazz is de voorbije jaren bezig aan een stevige opmars in België, en ook internationaal. Er is weer meer aandacht voor (al zijn het natuurlijk steeds de grote namen die met de aandacht gaan lopen), het publiek lijkt te verjongen en er staan een paar jongere generaties te trappelen om hun hedendaagse toevoeging aan het genre te delen, terwijl een resem veteranen gestaag blijft produceren. Tijd om een resem van hen eens onder de loep te nemen. Met vandaag de focus op een paar gitaristen.
Jonas Van den Bossche & Benne Dousselaere – The Multiverse Ennui Can’t Last Forever (Silken Tofu)
Met de Gentse gitarist Jonas Van den Bossche, die zich vaak ophoudt in Tallinn (het is eens wat anders dan Brooklyn of Berlijn), bevinden we ons in de buitenste zones van deze reeks, want jazz komt er niet meer aan te pas. De vrije improvisatie wel en die krijgt gedaante via een vrij radicale aanpak waarin de traditionele elementen van melodie en harmonie op losse schroeven worden gezet en waarbij teruggekeerd wordt naar muziek die tegelijkertijd meer inzet op abstractie of cerebrale interactie, maar ook op de basisingrediënten die nog voorafgaan aan melodie, etc.: textuurvariatie, volumeschommelingen, contrastwerking, dynamische experimenten. Dat doet hij hier in duo met een andere Gentenaar, Benne Dousselaere (van o.m. The Violent Husbands), die zich, zo vermoeden we, vooral bezig houdt met synths.
’Vooral’, omdat je er bij dit soort improvisatie soms het raden naar hebt wat er precies gaande is, want ook al gaat het eerste luik “Antiquark” van start met synthgolven die even herinneren aan de foute jaren tachtig, toch lijkt het bereik daarna schier eindeloos, gaande van iel pulserende elementen en logge, repetitieve baslijnen tot gierende uitschieters en ander gezeur waarmee expressief geklodderd wordt. Het leidt hier tot een veelkleurige en voortdurend transformerende discussie die het vooral moet hebben van grote contrasten en soms cumulatieve interactie, omdat schijnbare willekeur met mechanische, atmosferische en viscerale geluiden meer dan eens omslaat in een gestaag aan de kook gebrachte intensiteit, waarbij vaak niet eens duidelijk is of er iemand het voortouw neemt.
Het gebeurt in die langere opener (bijna 18 minuten) met horten en stoten, een reliëf dat steeds grilliger en extremer wordt, een gitaar die alle pretentie van zachtaardigheid overboord gooit en begint te steken en kerven op een ondergrond van neurotisch zeurende synths, die op hun beurt klinken alsof er ergens een spelconsole onderworpen wordt aan een brute afranseling. In het tweede deel “Supersymmetry” spelen zich vergelijkbare taferelen af, maar gebeurt het aanvankelijk met minder geduld. Nochtans zitten er wel momenten van hypnose in, en krast, krabt, pruttelt en borrelt Van den Bossche’s gitaar in een wringende, versmachtende dans, om via sporadisch atmosferisch omwegen te belanden bij withese noise als een klein, industrieel inferno. Compleet nihilisme is het daarom nog niet, begrijp ons niet verkeerd. Dit is geen kabaal om het kabaal en de interactie is te tastbaar en te flexibel om dit af te doen als richtingloos geweld. De verwachtingen, die leg je wel beter opzij. Fascinerend luisterspel.
Het album kan digitaal en op tape besteld worden via het prima Brusselse label Silken Tofu.
Dirk Serries – Etched Above The Bow Grip (Raw Tonk)
Sinds Serries voor het eerst een bezoek bracht aan Noorwegen om te spelen met Tomas Järmyr en Kristoffer Lo (als Yodok III), heeft hij zich op de geïmproviseerde muziek geworpen. Dat met een overgave die intussen al een indrukwekkende productie opleverde. Terwijl het aanvankelijk nog gebeurde aan de hand van vooraf bepaalde ideeën of vage pointers, heeft dat gaandeweg plaats gemaakt voor totale vrijheid, waarbij zijn zo kenmerkende aanpak – die van de continuïteit, de stroom en trance van de minimalistische gitaarmuziek – verschoven is naar een meer gefragmenteerde, abstracte vorm van klanken schilderen. Eigenlijk zou je het kunnen zien als een beweging van streng, monochroom minimalisme naar een nog altijd redelijk rigide, maar compleet vrije vorm van muzikale action painting.
Tot nu toe werd dat vooral getoond met ensemblewerk, waarbij het opvalt dat Serries makkelijk aansluiting vindt bij een resem Britse improvisatoren. Met saxofonist Colin Webster en drummer Andrew Lisle vormde hij het Kodian Trio, maar hij speelde ook al met iets oudere zwaargewichten als drummer Steve Noble en Alan Wilkinson. Het zal dan ook niet écht verrassen dat zijn eerste volledig vrije soloplaat opgedragen is aan wijlen Derek Bailey, zowat het gezicht van de radicaal vrije gitaarimprovisatie. Wat eigenlijk wel opmerkelijk is, dat is dat Serries op Etched Above The Bow Grip vooral uitpakt met korte schetsen, studies en erupties. Van de elf blijven er hier zeven onder de drie minuten, wat toch een heel andere luisterhouding vergt dan ’s mans vroegere marathons. Je laat je niet meedrijven, maar gaat met je neus op details zitten kijken.
Het album is een staalkaart van de nieuw aangeboorde mogelijkheden, met een paar vrij ingetogen, haast autistische verkenningen. Je hoort hem aftasten, met objecten en volume in een even belangrijke rol als het instrument zelf. In “Diffused Wire Appliance” klinkt het even alsof iemand die gitaar zit te repareren terwijl er een micro op zit, met weggemoffelde radiotransmissies die er tussendoor glijden. Enkele stukken, zoals “This Brutal Vortex” en het tussen uitersten twijfelende titelnummer, zijn dan weer oefeningen in ontwrichting die soms iets hebben van abrupt afgebroken gedachtenstromen, terwijl andere je deelgenoot maken van in zichzelf gekeerd muzikaal gefluister vol gedempte klanken die zorgvuldig weggestopt worden.
Het koppelt de abstracte kringelspelletjes van Bailey & co. hier en daar aan de ontregelde aanpak van een Bill Orcutt, maar als er feedback en noise aan te pas komt, dan is ook de Portugees Luís Lopes misschien een verwante. De meer rockgetinte uitvallen van “Futility Wrath Allegory” en “Assert Total Illusory Curve” delen een elektrische lading met diens noise-gerichte improvisaties. Heel geslaagd is ook het duo aan het einde van de plaat, met een onverwachte (nooit gedacht dat we dat nog eens gingen schrijven) gitaardrone, “Celestial Perfume”, en als slot een spel van strijkstokstrelingen op fluistervolume (“The Broken Story End”). Ook hier zit er niets bij dat een gemiddelde jazzfan zal aanspreken, maar als ‘vrij solodebuut’ kan dit tellen. Bovendien kan je je, ondanks het feit dat je te maken hebt met een carrière die intussen in z’n vierde decennium beland is en stap voor stap te volgen is via een forse plank vol releases, niet van de indruk ontdoen dat je op Etched Above The Bow Grip dichter dan ooit bij de essentie van Dirk Serries geraakt.
Het album kan digitaal en op cd besteld worden via Colin Websters DIY-label Raw Tonk.