Wanneer Les Claypool met nieuw werk op de proppen komt, is het altijd zaak de oren te spitsen. Een uitzonderlijk muzikant is hij, een bassist, songschrijver en verhalenverteller van wie er geen tweede de aarde bevolkt. Tel daar nog de getalenteerde multi-instrumentalist Sean Lennon bij en je weet dat er iets speciaals zit aan te komen.
Een achternaam als die van Sean Lennon lijkt ons overigens meer een vloek dan een zegen. Nu, als je dat even vergeet, kom je tot de vaststelling dat hij een erg sterke muzikant is die ook flink wat eigen merites heeft. Kan ook moeilijk anders als je mee wil met iemand van het niveau van Les Claypool. Zes weken spendeerde het duo in Claypool’s muzikale speeltuin Rancho Relaxo om Monolith Of Phobos bij mekaar te jammen en componeren.
Inspiratie voor de plaat haalden ze bij astronaut Buzz Aldrin en all things outer space, bij Head, een film die Jack Nicholson in de jaren zestig schreef en produceerde voor The Monkees én uit enorme hoeveelheden Pinot Noir, de wijnsoort die Claypool bij wijze van hobby verbouwt op zijn landgoed. Dat ze brothers in general weirdness zijn, zal er ook wel voor iets tussen gezeten hebben. Het resultaat mag er alvast wezen, Monolith Of Phobos is een avontuurlijke plaat geworden die vooral voor Primusadepten flink wat lekkers in petto heeft.
Opener “The Monolith of Phobos” bijvoorbeeld is een bevreemdend intronummer dat al een tip van de sluier licht over wat komen gaat: een trits gekke geluiden, cartooneske teksten en songs die een erg breed spectrum beslaan. Van psychedelische pop en indierock over jazz en Zappaiaanse pastiche tot filmmuziek. Echt losbarsten doet de plaat met het tweeledige “Cricket And The Genie”. De song doet denken aan Tame Impala (aan de flowerpowerperiode van The Beatles dus, en zo is de cirkel rond) – zij het dan met nog een flinke scheut psychedelica erbij én geïnjecteerd met de zo typische basriedels die Claypool uit zijn gekke, hoge hoed tovert.
Dat “Mr. Wright” uit diens koker ontsproten is, hoor je meteen: het lied is gefundeerd op zijn kenmerkende geneuzel en basgefriemel. Ook de tekst is vintage Claypool: “He’s creepin’ through the night/He’s creepin’ through the night/To ease his lustful plight.” Zijn voorliefde voor voyeurs en andere seksueel deviante types is hij duidelijk nog niet verloren. Fijn nummer dit, we voelden urgent de aandrang opborrelen om de back catalogue van Primus nog eens integraal door de speakers te jagen. In “Boomerang Baby” neemt Lennon de vocale honneurs waar. Hij klinkt esoterisch, de wierook ruik je er zo bij. Na een minuut of wat valt Claypool met een pulserende baslijn in en groeit de song uit tot een kleine rocksymfonie. Opnieuw hangt de gelijkenis met Tame Impala – we kunnen het ook niet helpen – in de lucht.
Zoals titel en basintro al deden vermoeden, is “Breath Of A Salesman” een song waarin Claypool opnieuw het voortouw neemt. Muzikaal roetsjt het van Primusachtige strofes over jazzrockbridges naar refreinen die aan het betere werk van Queen doen denken. “Captain Lariat” toont het best aan dat de tandem Claypool/Lennon wérkt. Het maffe Primusopperhoofd neemt vocaal de strofes voor zijn rekening en Lennon de refreinen.
In “Ohmerica” wagen de heren zich aan een stukje maatschappijkritiek. “If you’ve been good, you need not be afraid/ It’s best not to question the things that you’re told”, klinkt het sarcastisch. Misschien wat raar om tussen al de gekkigheid plots zo’n boodschap te horen, maar al lachend vertelt de nar de waarheid, dat wisten ze in de middeleeuwen ook al. Ook “Oxycontin Girl” mag als maatschappijkritisch gecategoriseerd worden. Het handelt over Big Pharma en de epidemie van opiatenverslaafden die momenteel de VS teistert. Een ernstig probleem (zie ook het jammerlijke overlijden van Prince) dat Claypool van nabij heeft ervaren. “She was an Oxycontin Girl/In a heroin world/She didn’t know what to do/When she ran out of pills/She scored on the streets/And now her lips are turning blue”, zingt hij wat mistroostig.
Gelukkig biedt “Bubbles Burst” wat luchtiger tegengewicht. De ode aan Michael Jacksons vermaarde chimpansee start stilletjes met strijkers en een wat cheesy klinkende zanglijn om stelselmatig op te bouwen naar een coda waarin Claypool en Lennon volledig uitfreaken. De prijs voor songtitel van het jaar mag wat ons betreft gaan naar “There’s No Underwear In Space”. Het is verder een instrumentaal stuk dat niet lang bijblijft, zo een lap klank die je wel eens in een slechte horrorfilm uit de jaren zestig kan horen.
Wie het voor gladde popmuziek heeft, houdt waarschijnlijk fikse hoofdpijn over aan Monolith Of Phobos. Liefhebbers van Pink Floyd, King Crimson, Tame Impala, Ween en vooral Primus zullen het daarentegen fijn vertoeven vinden in het delirium dat Claypool en Lennon samen construeerden. Live kan u de heren vooralsnog niet aan het werk zien, tenzij je een vliegtuigticket naar de States aanschaft. Met wat geluk komen ze ergens in het najaar eens langs in onze regionen.