Allen Stone laat horen dat de soul van de jaren zestig en (vooral) zeventig nog steeds voor inspiratie kan zorgen. De bebrilde bleekscheet met het hoedje uit Washington (de staat) beschikt over een klok van een stem waarmee hij soms als twee druppels op zijn grote voorbeeld Stevie Wonder lijkt, maar muzikaal is het allemaal wat fletser. Soul voor MTV kids, MNM luisteraars en fans van die rosse met z’n gitaar. Een light-versie, flauw gekruid, caloriearm. Geen boter, maar margarine. Geen espresso, maar Senseo. Soul voor gehaaste proevers, niet voor gezapige genieters.
Hij meent het nochtans, die Stone, en hij heeft echt wel talent. De kunst leerde hij door te zingen in de kerk van zijn ouders en zijn stem is dan ook een wendbaar geschenk waarmee hij terecht de aandacht wist te trekken van de grote jongens. Maar dat heeft er ook voor gezorgd dat het op zijn debuut in de topliga allemaal wat gladgepolijst werd, uitgebracht op maat van een publiek dat geconditioneerd werd om te houden van fletse, mierzoete soul/pop waar ook volk als John Mayer en Maroon 5 een patent op hebben. Denk Prince, maar zonder de virtuositeit, of Jamiroquai met minder funk en een extra laag glazuur.
Het is dan ook niet zozeer de ambachtsman Stevie Wonder die hier op het piëdestalletje gezet wordt, de alleskunner die begin jaren zeventig een paar prachtalbums op de kaart zette die mikten op voeten, hoofd én kont, en en passant nog iets te vertellen hadden. Nee, Stone zoekt het bij de solide pop van de meester (ergens vanaf Hotter Than July of zo) en vertaalt dat naar 2016, maar dan zonder de korrel en het organische, waardoor de soul enkel in die stem zit. En daar kunnen de gekunstelde arrangementen, synthetische beats en lagen en lagen backing vocals en stemmetjes echt niks aan verhelpen.
Op zich allemaal prima, ware het niet dat dit wordt voorgesteld als the real deal, de toekomst en dat Stone in “Fake Future” zelfs expliciet kritiek uit op de zielloze excessen van vandaag, waarin artiesten schuilen achter producties, stemmen achter effecten, en dies meer. “Chuck your laptops”, luidt het, maar Radius is helaas ook een album dat muzikale soul, of zelfs mensen, ontbeert. Nergens vind je informatie over muzikanten waarmee gewerkt wordt, instrumenten die passeren. Je krijgt vooral te lezen dat Stone werkte met Zweedse producer Magnus Tingsek (en nog een paar anderen), waardoor vooral het album als product in de kijker gezet wordt. En zo klinkt Radius dan ook: als een dure studio-inspanning.
Het begint nochtans allemaal best veelbelovend met de prettige, zomerse soulpop van “Perfect World”, waarin Stone goedgelovig de zone tussen Bill Withers en Stevie Wonder opzoekt. Handclaps, toetsen, een rudimentaire beat, vocale lagen, een knappe performance de man zelf, en een aanstekelijke groove in het refrein. Helaas zet het niet de toon van het album, want wat volgt haalt hier en daar wel uit met hedendaagse tics, wat knipogen richting r&b en hiphop, weinig bedekte referenties – Prince in “Freezer Burn”, Kendrick Lamarr in”American Privilege” – en zorgvuldig uitgedokterde combinaties van digitale spielereien en effecten , maar dit is vooral muziek voor in de H&M, Mobistarreclames en snookerbars.
In een aantal uptempo songs wil dat allemaal nog lukken, maar de ballades zijn tenenkrullend cheesy, de gospelgetinte tracks zijn lege dozen en songs als “Symmetrical” steken de tongue zo diep in cheek dat ze op maat lijken van zwakbegaafde bakvissen, en beter ergens in het productieproces gesneuveld waren. Natuurlijk is Stone er ook niet op uit om tegemoet te komen aan liefhebbers van old school soul. Hij heeft een fijne stem en lijkt een fijne gozer waarmee het fijn mojito’s of Breezers slurpen is, maar van die stroperige rommel hebben we ook nooit moeten weten.
De zeven songs die toegevoegd werden aan de pas verschenen Deluxe Edition (altijd een slecht teken als die rommel zo snel verschijnt) lijken door de bot genomen net wat minder glad dan het reguliere album en halen ons hier en daar wel over de streep, maar toch is dit voorlopig allemaal te weinig. We horen hier geen songs die ons achterover hameren, geen persoonlijkheid die ons ervan overtuigt dat Stone meer is dan een mooie jongen met een fijne stem. Misschien dat hij het live of met een volgende plaat wel kan bewijzen.
Allen Stone speelt deze zomer op Gent Jazz.