Een Berlijns trio, voor de gelegenheid omgevormd tot kwartet, dat zware bassen door een oude plastiekfabriek stuurt op een locatie die Kerk gedoopt werd — genoemd naar die andere gedateerde fabriek. Het klinkt bijna als een avondje uit rond Alexanderplatz.
Om de tour van nog meer levendigheid te voorzien, had Nonkeen ervoor gekozen zich live te laten bijstaan door Andrea Belfi. Het Italiaanse drumwonder, voorheen aardig aan de slag met onder andere Machinefabriek, nam eveneens het voorprogramma voor zijn rekening, maar zijn dreunen mikten toch te hard op de trommelvliezen en misten zo net iets te vaak de onderbuik.
Nonkeen dan, dat prachtige collectief rond de immer schalks lachende Nils Frahm. Met The Gamble hebben Frahm en jeugdvrienden Sebastian Singwald en Frederic Gmeiner na jaren puur voor het plezier improviseren een alleraardigst debuut uit, en ook live bleef dat werk stevig overeind.
Initieel was de stempel die Frahm op het collectief drukte overduidelijk. Spelend op zo’n vijf piano’s door elkaar en tegelijkertijd ook nog een orgel in een aanpalende ruimte bedienend, stuurden zijn pianoklanken de bassen van Singwald en Gmeiners’ drumwerk, terwijl Frahm zelf de effecten door de zaal stuwde. De evolutie die Frahm live nog meer dan op cd doormaakte van klassiek pianist tot iemand die — als was hij Jonny Greenwood — effecten aan elkaar blijft puzzelen, is dan ook opmerkelijk. Toch was het overduidelijk hoe, zeker in het eerste deel van de set, die nu eens meanderde, dan weer doorstoomde, de piano toch altijd weer de basis blijft. Vooral “The Invention Mother”, maar later ook het zacht politieke “Saddest Continent On Earth”, waren hier proeven van.
Hoewel er in de zaal nauwelijks wat van te merken viel, was de analoge technologie waarmee gewerkt werd in combinatie met de niet helemaal aan dergelijke optredens aangepaste zaal, een reden tot bekommernis voor de band. Niet in het minst omdat het orgel gepositioneerd werd in een aanpalende zaal waar toogklap het hoogste woord voerde. Omdat “Chasing God Through Palmyra” een drummachine behoeft en die live incompatibel is met Frahms pianospel, besloot Nonkeen om hier voor de studioversie te gaan, onderwijl enthousiast dansend en de eerste rijen op bier trakterend. Het was een wat vreemdsoortig intermezzo, een dj-moment in de liveset, voor de band overging tot muziek die hen als geheel meer op het voorplan hees. Nieuweling “The Circle” klonk nog wat warrig en chaotisch, en ook Belfi’s solo was, hoewel duidelijk van erg hoog niveau, toch gewoon een drumsolo, maar los daarvan klonk Nonkeen dat laatste uur verrassend als een stevige band, waarin Frahm gewoon een van de vier geworden was. “This Beautiful Mess” deed ons met stevige reverb bijwijlen aan Radiohead denken, “Capstan” had zo door het Gentse Altertape gespeeld kunnen zijn, en “Re: Turn!” was bijna postrock met finaal toch weer Frahms speels subtiele piano. Tussendoor werd vooral aardig gemusiceerd, nu eens minimalistisch, dan weer stevig pulserend, links wat techno, rechts meer jazz. Slechts een kniesoor die zal klagen dat de set niet voortdurend naar afgewerkte nummers mikte.
En zo voelde Nonkeen die avond in die loods aan als een rit uit de Tour de France, editie 1934. Vier cols, stevig bergop, kwiek bergaf, nauwelijks tijd om te surplacen, maar immer in het licht van de koplampen, en met de alaambak over de schouder gehesen, om bij tijd en stond zelf bij te sleutelen. Benieuwd wat volgt.