Het New Yorkse Yeasayer heeft nooit kunnen kiezen tussen kunst en kitsch (die platenhoezen) of tussen alternatief en pop. Steevast werd voor een soort spreidstand gekozen die nu eens comfortabel en dan weer heel ongemakkelijk aanvoelde maar finaal altijd ergens in het midden landde met naast een resem sterke songs ook enkele indrukwekkende singles die het hele album extra allure gaven. Op Amen & Goodbye is het finaal niet anders.
Met haar vierde plaat (de derde als trio) zoekt Yeasayer met andere woorden geen horizonten op die ze niet eerder verkende, maar creëert ze tezelfdertijd net als op vorige albums ook een breuk met het verleden en kleurt ze het eigen, breed uitwaaierende palet weer net iets anders in. De mix van atypische (lees geplogen rock)ritmes en klanken vermengd met een stevige scheut rock en bovenal electro is behouden gebleven, maar het steeds aanwezige popgevoel is drastisch verhoogd waardoor de hele plaat in een zuivere dan wel afgelikte (naargelang de voorkeur) klankkleur blaakt die de bricolage aan songs en geluiden opvallend vloeiend maakt.
Een klassieke Yeasayer-oorwurm is “Silly Me”, dat een lichtvoetige (en tot meezingen dwingende) zanglijn koppelt aan een vrolijke gitaar en vlot in het oor liggende “wereldmuziek”-elementen, gemengd met discotrompetjes en buiten de lijntjes kleurende klankpatronen waarmee de band eens te meer bewijst dat het binnen een ander universum een succesvolle popgroep zou kunnen zijn. Van een heel andere orde en meteen ook een hoogtepunt van het album, is het meeslepende “Half Asleep” dat indierock koppelt aan Indische/Centraal-Aziatische invloeden en via een zorgvuldig geplaatst vrouwenkoortje perfect weet waar een kleine breuk gewenst is.
Het is een techniek die ook in dat andere hoogtepunt, de single “I Am Chemistry”, gebruikt wordt en zelfs nog doordachter toegepast. De song, die meer tijd vraagt om te imponeren, is opgebouwd rond verschillende stukken waarbij een kinderkoor, meerstemmige harmonieën en pompende percussie met elkaar in de clinch gaan, terwijl het geheel in een electropopbad ondergedompeld wordt. Dat de tekst in essentie over verschillende soorten gif gaat, moet u er maar bij nemen. De prelude “Daughters Of Cain”, die de plaat opent en die naast een dromerige synth en meerstemmige harmonieën vooral schaamteloos uit de grote psychedelische doos grabbelt, slaat tekstueel overigens nog meer richtingen uit, maar laat zich wel naadloos in “I Am Chemistry” oplossen.
Het intrigerende en te korte “Canticle 1” laat zich op eenzelfde wijze het intrigerende “Divine Simulacrum” als partner welgevallen. Niet in het minst omdat deze laatste weliswaar (opnieuw) via de zang enige toegankelijkheid impliceert, maar in zijn muzikale klankenpalet vooral een avant gardistische tour opgaat en de percussiekaart trekt. Het daaropvolgende “Child Prodigy” is een tweede korte uitstap richting wonderland (zie ook de afsluitende titelsong) vooraleer meer “toegankelijke” songs als “Gerson’s Whistle” en “Uma” aan bod komen. Eighties pop die wel relevant en uitdagend klinkt, mede dankzij de incorporatie van alles wat ervoor en erna kwam, verleent samen met de mozaïeke structuur aan “Gerson’s Whistle” de nodige merites, terwijl de Beatles-esque ballade “Uma” een theremin gebruikt om zichzelf te rechtvaardigen.
In het licht van zoveel gezonde waanzin en experimenteerdrift klinkt “Silly Me” haast te eenvoudig, al mag de popballade niet te snel afgeserveerd worden, ook al staat het nochtans evenzeer rechtlijnige “Cold Night” sterker in de schoenen (dankzij een knappe baslijn) en weet “Dead Sea Scrolls” new wave binnen te brengen in het Yeasayer-universum. De waarde van deze songs, netjes verdeeld over de plaat, liggen naast het feit dat het op zich uitstekende nummers zijn, in de manier waarop ze aantonen dat Yeasayer zich niet dient te wenden tot de vreemdere uitstapjes, psychedelische trucjesdoos of gezonde waanzin om een song te schrijven die op eigen benen staat. Het contrast met de meer uitgesproken nummers maakt net duidelijk dat Yeasayer doelbewust een palet gebruikt om songs in te kleuren, veeleer dan als middel om ideeënarmoede te verbergen.
De bom die Yeasayer negen jaar geleden met All Hour Cymbals op de wereld losliet, heeft de groep nooit meer weten te evenaren. Maar liever dan te pogen een doorslagje van dat album te maken, heeft de groep op elk album het eigen geluid verder onderzocht en vanuit een andere invalshoek bekeken en ingekleurd. Op Amen & Goodbye wordt een eerste synthese getrokken en worden tezelfdertijd de krijtlijnen uitgetekend voor een volgende tocht. Het is ondanks het opvallende spic en span-popgeluid nog steeds geen eenvoudige noot om te kraken, maar het toont wel aan dat Yeasayer een groep is die blijft boeien, zonder concessies te maken of in herhaling te vallen.
Yeasayer speelt op 12 juni in de Handelsbeurs, Gent.