Dezer dagen toert Rape Blossoms door Europa als voorprogramma van A Place To Bury Strangers. Wesley Buysse houdt voor ons een dagboek bij over de ervaringen van de band. In de aflevering van vandaag lees je hoe ze het er vanaf brachten in Eindhoven. En uiteraard veel meer.
HET MINDERE BELGIË
Op het werk is het zo rustig dat je de poster van onze show van gisteren kan horen ritselen in haar misplaatstheid. Er valt niets te genezen, de regen houdt de mensen binnen. De collega’s maken mosgraffiti om de buurt wat op te leuken. Er komt bier aan te pas dus houden ze me erbuiten. Vlak voor ik het aftrap laten ze me het resultaat zien – op de bakstenen blinkt een mosgroen druipsel, net de maaginhoud van een dronkaard. Het ziet er beter uit maar ruikt hetzelfde. Dit gaat nergens heen. Ik wel.
Thuis wacht mijn vriendin me op. Ze is weer bij me ingetrokken nu Dav nog een keer blijft logeren. Hij heeft zich weer ingespannen. De wasmachine draait, de bedden zijn opgemaakt, een bundel tulpen siert de tafel. Veel tijd om hen van iets te verdenken heb ik niet, daar steken de filterblokkades van de truckers een stokje voor. We zetten vroeg genoeg aan om de Vito aan de 019 belaagd te zien worden door een stel mannen van middelbare leeftijd zonder nader bepaalde herkomst. Gelukkig heeft Lennert de centrale vergrendeling opgezet en kan hij zo nog genieten van “Speed of Life”. Wanneer Dav zijn polo van Fred Perry toont stuift het tuig uiteen. We moeten Jona nog oppikken, vlak aan mijn werk. Zo zie ik onze poster in verkoolde stukken op de parking liggen. Geen probleem, in de koffer liggen er nog twintig.
Jona heeft een plan: we zouden een vzw kunnen oprichten en een secretaris, een voorzitter en zo kunnen aanstellen zodat onze administratie iets ordentelijker zou kunnen verlopen, maar hiervoor moeten we karakter tonen en dat hebben we niet. Lennert draait Roxy Music open en we sommen de platen op die we in huis hebben. Dit gesprek hebben we al een paar keer gehad dus kunnen we aanvullen als de ander het niet meer weet. We overschrijden de vaderlandse grens en arriveren in het mindere België genaamd Nederland. De mensen zijn wel groter, maar vooral de Effenaar overstijgt al onze verwachtingen. Er is een man genaamd Teun die ons een trap naar de betonnen hemel toont en een beetje van zijn tak maakt als we ons materiaal op een wit getapet kruis plaatsen – geldingsdrang, brandweerslang, wie zal het zeggen. Mak als we zijn laten we ons naar de loges brengen waar de jongens van APTBS Burgers ondersteboven houden terwijl hij aan zijn bong hangt te leuren. Bob heeft drie nieuwe jeansbroeken gekocht voor twintig euro want zijn vorige waren versleten door te veel op ons kap te zitten. Dino’s gezondheid is erop achteruit gegaan – hij heeft pickles moeten kopen in een apotheek. We laten hem dit nog enkele malen herhalen tot de zwelling uit zijn gezicht wegtrekt en we horen dat hij ‘painkillers’ bedoelt. We maken eindelijk kennis met John, de drummer van APTBS, die langgerekt in een zetel ligt te ronken. Hij is bijna veertig en dit zegt genoeg. Toch maakt hij een mop met Oliver als buikspreker. ‘What does King Arthur say at the doctor’s office?’ ‘I have knight fever.’
We gaan dan maar eten. Ik zit aan de kop van de tafel en voer een gesprek met Dion en John over huwen, scheiden, spiritualiteit en artrose tot een andere Teun zijn hand komt opdringen. Uit onze statistiek blijkt dat 66,7 % van de spraakzame mannen in Eindhoven ‘Teun’ heet. Deze is een van die vreemde jochies – Marijn kenden we al. Ze houden een krullerige brunette op de achtergrond en schermen deze met man en macht af, hoe hard onze handen ook haar richting uitreiken. De jongens hebben lang haar en Haarlemse roots en zeggen nummers te spelen over Ryan Gosling en de koning van Canada maar deze zijn er vanavond helaas niet bij. Ze brallen en knallen, alleen jammer dat No Age al bestaat. Dan is het aan ons. We spelen een intieme, gezellig slordige show die Dav ongezien pissed maakt. Hij zegt, “Carnaval is gedaan, gasten,” en gaat onze 1940ste fan op Facebook vieren met zijn Duitse vriendin. Dion noemt me backstage ‘the beast of the tour’ en raakt me hiermee harder dan eender welk lichaamsdeel. Jona probeert de liefde voor zijn kind te beschrijven en John, die er thuis zelf een paar zitten heeft, weet hoe het voelt maar geeft hem toch maar een vuistje om de melige kiemen zo veel mogelijk te mijden. Wanneer de jongens van APTBS opnieuw een uur lang de nagel op de kop slaan terwijl Dino hun kleren per ongeluk te warm wast, is de blijdschap compleet. Maar Dion waarschuwt me – “It only takes one person to take it all down.” Toch zingen ze een toontje warmer en hoger en willen ze met ons Stratumseind in, de Overpoort van Eindhoven. We verlaten de Effenaar. Op de parking staan Dav en zijn vriendin nog stuurs te tuffen. Hij is driftig aan het claxonneren naar een omheining terwijl de poort zich twintig meter verder naar rechts bevindt.