We leerden haar een tiental jaar geleden kennen via Nicole Mitchell’s Black Earth Ensemble, raakten geïntrigeerd door de mooie dingen die ze liet horen op platen van onder meer Mike Reed en Roscoe Mitchell, en haar pas verschenen debuut als bandleider draait momenteel overuren in onze cd-lader. Hoog tijd dat ook een breder publiek kennismaakt met de Amerikaanse celliste Tomeka Reid.
Is de cello binnen traditionele jazzcombo’s eerder een zeldzaamheid, dan is ze wat hedendaagse jazz en improvisatiemuziek betreft een vrij courant gegeven. Een pionier als Abdul Wadud maakte in de jaren ’70 de weg vrij voor improviserende cellisten – met vele legendarische opnames aan de zijde van Julius Hemphill (Dogon A.D.!) – en daar kunnen figuren als Erik Friedlander, Okkyung Lee, Daniel Levin en Fred Lonberg-Holm vandaag de dag van profiteren. Toch valt het instrument nog steeds op als een wat aparte stem, die qua klank en body overkomt als het tengere en lyrische broertje van de contrabas, zeker wanneer het in een iets conventionelere jazzcontext moet dienen, zoals het gros van de stukken die Reid op haar debuutplaat presenteert. Qua vorm en structuur is de jazztraditie hier namelijk een onontkoombare referentie, maar daarmee houdt het gelukkig niet op.
Een blik op Reids engagementen en samenwerkingen verraadt dat de in 1977 geboren celliste deel uitmaakt van de florerende jazzscene van Chicago. Als trouwe partner van enkele prominente musici uit die stad, bouwde ze het afgelopen decennium gestaag een ijzersterke reputatie op. Niet alleen de talloze albums met Black Earth Ensemble en Mike Reed’s Loose Assembly kunnen hiervoor als bewijs dienen, ook haar bijdragen binnen projecten van Dee Alexander, Anthony Braxton of het trio met Mazz Swift en Silvia Bolognesi (Hear In Now) bleven niet onopgemerkt. Samen met gitariste Mary Halvorson, bassist Jason Roebke en drummer Tomas Fujiwara vormt ze nu het Tomeka Reid Quartet, een indrukwekkend gezelschap dat enkele topmusici uit New York en Chicago verenigt, en waarmee ze zich nu eindelijk ook als bandleider profileert.
Het voor dit project verzamelde repertoire bestaat vooral uit eigen stukken van Reid – waarin invloeden legio zijn – naast twee korte improvisaties en een compositie van Eric Dolphy, waarmee de plaat wordt geopend. Het nogal raar hobbelende thema en de grote sprongen van “17 West” hadden natuurlijk van niemand anders kunnen zijn dan van deze legendarische rietblazer, die in 1968 op veel te jonge leeftijd overleed. Reid en Halvorson gebruiken het stuk als arena om een bitsig duel uit te vechten, terwijl Roebke en Fujiwara hen het vuur aan de schenen leggen met stevig ritme- en tempowerk.
Na die heftige opener schakelt het kwartet een beetje terug en komt het speelse karakter van deze band een eerste keer bovendrijven in het zorgeloos swingende “Etoile”. Met dit stuk knipoogt Reid subtiel richting manouche-jazz (die Franse titel zal wel niet toevallig zijn) en wordt er bovendien erg doeltreffend op het sentiment gemikt. Halvorson zorgt in haar solo evenwel voor de nodige weerhaakjes, door de cleane lijnen af en toe te complimenteren met een effect waarbij ze de toonhoogte bruusk en opvallend wijzigt. Maar zo kennen we de Amerikaanse gitariste natuurlijk al langer.
Doorheen de plaat zijn er wel vaker momenten waarop de groep spartelt van plezier. In “Billy Bang’s Bounce” bijvoorbeeld, waar het kwartet na een Sun Ra-achtige openingspassage (inclusief primitieve drumpuls en vreemde elektronische doedels) plots in een stevig swingpatroon terechtkomt. Maar ook in “Samo Swing” en het bluesy “Woodlawn” draait het geheel als een geoliede machine en spat het spelplezier er vanaf, zozeer zelfs dat de schaduw van het William Parker Quartet af en toe opduikt.
Reid zorgt voor een gezonde afwisseling tussen actie en contemplatie. Niet alleen het hart en de benen worden geprikkeld, met een stuk als “Glass Light” is er ook ruimte voor introspectie en fijnmazige interacties. Grenzen tussen compositie en improvisatie vervagen, maar ook die tussen solo en begeleiding. Als vier afzonderlijke entiteiten zoeken de musici voorzichtig toenadering tot elkaar en houden daarbij het speelveld breed open. Qua flexibiliteit zit het dus duidelijk ook snor binnen het Tomeka Reid Quartet, dat een winnende combinatie blijkt op zowat alle vlakken. De jazz in Chicago zou er met deze dame wel eens een nieuwe hoofdrolspeler bij kunnen hebben. Wij zijn alvast overtuigd.