Concerten in kerken en grotten, het streven naar een audiovisuele totaalervaring, een commune van muzikanten en beeldende kunstenaars: nee, we hebben het niet over Amenra, maar over Raveyards. Ook Belgisch, donker en intens, bezwerend, maar dan met dreunende synths, onheilspellende samples en zware beats in plaats van monolithische doomriffs. Welcome to the church of Ra(veyards)!
30 januari 2016, Sint-Jacobskerk Gent: waar het altaar zou moeten staan, bevindt zich een cirkel van doorzichtige videowanden. Een soort kooi, volgestouwd met laptops, synthesizers en gitaren. Als het vijftal van Raveyards z’n habitat betreedt, gaat het reusachtige kruis boven de band al snel aan het trillen op de tonen van machinale beats en synths die klinken als over elkaar schuivende aardplaten. Nope, Raveyards live is niet zomaar een concert. Het is een zinnenprikkelend totaalspektakel dat je in een diepe trance onderdompelt. Infernaal en sacraal tegelijk. Songs, sound, visuals en locatie vormen allemaal één krachtige eenheid. Maar dan volgt de onvermijdelijke hamvraag: blijven diezelfde songs ook overeind op dit eerste minialbum?
Dat blijkt aardig mee te vallen. Raveyards herbergt namelijk een pak talent en ervaring. De band begon als een trio met François De Meyer (Soapstarter), Stefan Bracke (The Subs) en Pieter de Wilde (Raketkanon). Die laatste viel onderweg af, maar in de plaats kwamen Brent Vanneste en Joris Casier, respectievelijk zanger-gitarist en drummer van Steak Number Eight, en Stefanie Mannaerts van Brutus. Allemaal goed volk dus, en dat hoor je onmiddellijk in opener “Lank”. Gitzwarte, pulserende ambient met licht aan het einde van de tunnel in de vorm van ijle stemmen en synths. Dat blijkt echter al snel een schijnmanoeuvre, want de song ontaardt uiteindelijk in een bacchanaal van industriële noise en ritualistische percussie. Een potje armworstelen tussen Nine Inch Nails en Einstürzende Neubauten, zoiets.
“Chicago” begint ingetogener met een verstilde pianomelodie, maar algauw nemen een perverse beat en gemuteerde geluiden het heft in handen. Alsof de band de gestructureerde chaos van Arca in het keurslijf van een popsong wil gieten. Klanken trekken elkaar aan en stoten elkaar af en ondertussen probeert De Meyer met z’n vervormde stem alles in het gareel te houden. Dat contrast tussen lichte popgevoeligheid en avant-gardistische klankexperimenten maakt de sound van Raveyards spannend en eigenzinnig.
Al is het ook niet al goud wat blinkt op KYEM . De band heeft veel aandacht voor sfeerschepping, maar verdwaalt soms iets te veel in die dichte geluidsmist. “Yet” probeert even ijzingwekkend te zijn als The Haxan Cloak, maar is eerder een saaie stijloefening van twee minuten. Ook “Honey” klinkt dan wel donker en grauw, maar de song mist de wurgende intensiteit van de eerste tracks op het album. Nee, dan liever “Nest”, waarin een oriëntaalse gitaarriedel en gruizige synths gretig met elkaar in de clinch gaan.
Kortom, wil je echt van je sokken geblazen worden door Raveyards? Ga de band dan live zien. Dit minialbum belooft veel goeds, maar klinkt lang niet zo overweldigend als hun concerten. Laat de band nog wat groeien door veel live te spelen en die eerste volwaardige plaat belooft een bommetje te worden.