Heeft er iemand een antieke grammofoon die we even mogen lenen? Josephine Foster, folkie buiten categorie, heeft namelijk een plaat uit die, gedrenkt in nostalgie, niet anders dan bedoeld kan zijn om op zo’n apparaat van honderd jaar terug te beluisteren. No More Lamps In The Morning, heet het album, dat zich dan ook nog eens afspeelt op de grens van muziek en vertelling. Foster daagt uit.
Wie vertrouwd is met het werk van de Amerikaanse zal ongetwijfeld belletjes horen rinkelen bij het lezen van de tracklist. Inderdaad, No More Lamps In The Morning is een verzameling reïnterpretaties van eerder werk. Foster heeft met Born Heller (2004), This Coming Gladness (2008) en I’m A Dreamer (2013) dan ook al fijn werk geleverd om uit te bloemlezen. Wat deze jongste over het niveau van veredelde best-of wil tillen, is de uitgepuurde aanpak. De opname gebeurde live, met een minimale bezetting: Foster op akoestische gitaar met nylonstrings en haar echtgenoot Victor Herrera op Portugese gitaar. Tot twee keer toe krijgt het echtpaar hulp van Gyða Valtýsdóttir op cello, maar de strijkpartijen van de IJslandse blijven subtiel ten dienste van het concept.
Opener “Blue Roses”, een gedicht van Rudyard Kipling dat Foster eerder al van muzikale begeleiding voorzag, zet de toon. Meer dan de som van instrumenten en stemmen is No More Lamps In The Morning immers een gedichtenbundel op muziek. James Joyce’ “My Dove, My Beautiful One” kreeg voor de gelegenheid dezelfde behandeling als “Blue Roses”. Het roept de vraag op wie Foster als gefascineerd publiek voor ogen gehad zou hebben toen ze hierop kwam. Literatuurdeskundigen met een zwak voor licht experimentele fluisterfolk? Nu ja, die bestaan ook, natuurlijk.
No More Lamps In The Morning is intieme fluisterfolk van de puurste soort: ‘t voelt echt alsof we in Fosters huiskamer op het tapijt voor de open haard zitten terwijl ze vertelt uit een oud verhalenboek. Als Foster de luisteraars als “brothers, sisters” welkom heet in “The Garden Of Earthly Delight”, doe dan de ogen eens dicht en laat de sirene je binnenlokken. Ook dat spookachtige gejammer op het einde van “Second Sight” is best sfeervol. Aan de andere kant zal de zweverige, ijle stem waarmee Foster zich bedient zeker niet bij iedereen aanslaan. Foster lijkt op dat punt het kaf al van het koren te willen scheiden in de eerste spoken word van 30 seconden. Wie niet afhaakt op dat punt, wist al van tevoren dat hij of zij aan ‘s vrouws lippen zou hangen voor de rest van de rit.
Aan het oppervlak is No More Lamps In The Morning de eenvoud zelve, maar vaak is de plaat net zo spaarzaam en selectief geïnstrumenteerd dat nagenoeg enkel de stem van Foster nog doordringt. Manlief Herrero lijkt soms meer ergens aan de andere kant van de opnameruimte als uit de losse pols tegen de verveling te tokkelen (doet hij wel uitstekend) dan actief betrokken bij het creatieve proces. Als dat allemaal de bedoeling was, mogen we dan van een hoge eigendunk spreken? Zijn reïnterpretaties niet per definitie egostrelerij? Puur instrumentaal is de Oosters getinte snaarpartij vooraan in de titelsong zowat de enige krachtige sterkhouder.
Finaal blijft No More Lamps In The Morning dus toch vooral voer voor liefhebbers en ingewijden. Wie Foster nog kent van vroeger zal genoeg ankerpunten vinden om in een nostalgische bui naar de plaat terug te grijpen. Nieuwe zieltjes zal de tijdloze folkfee er evenwel niet mee winnen.