Een band die voor twee derde bestaat uit het ter ziele gegane Hitch? Dat smeekt om scepsis bij de fans van de beste indie/posthardcoreband die ons landje kende. Maar da’s nergens voor nodig, want op Hatch toon de band dat het genoeg buskruit in huis heeft om die zware erfenis van zich af te schudden.
Ook opmerkelijk: de albumtitel verschilt maar een letter van het trio dat een cultstatus bereikte in heel Europa in de jaren tweeduizend. Het verhaal is gekend: in 2010 ging Hitch genadeloos uit elkaar na vijftien jaren hard werken en touren. Een dikke vijf jaar later is de muzikale microbe helemaal terug bij de voormalige leden. Gitarist Mich Decruynaere richtte met Wim Coppers, Vincent Maes en Edward Godby — (ex-)leden van Rise and Fall, Wiegedood, Castles en ga zo maar even verder — Supergenius op waarmee ze op een overtuigende manier hardcore punk, indie en pop mengen. Ze brengen iets als een eigen interpretatie van het beste van Fugazi en Shella.
Grand Blue Heron geeft op zijn beurt een eigentijdse update aan de sound van bands als Gang Of Four, Velvet Underground en The Jesus Lizard. Dat is het resultaat van een samenwerking tussen twee ex-Hitch-leden Paul Lamont (vroeger bassist, nu gitarist) en Olivier Wychuyse (drums). Nadat die eerste A Clean Kitchen Is A Happy Kitchen on hold zette, werden ook gitarist Arthur Verschaeve (Moonlake, For Four Weekends) en bassist Pedro Demeulenaere gerekruteerd.
Rauw, duister en uiterst krachtig: het zijn maar enkele adjectieven die de nummers van Grand Blue Heron kenmerken. Het is alsof er een blik met gevaarlijke grooves opengetrokken wordt. Wat ook meteen opvalt in opener “Call The Shots” zijn de typische ruizige gitaren en de uitzinnige vocalen. En het geheel rockt lekker heerlijk hard.
Dat Lamont zijn vocale duivels kan ontbinden wisten we dus al van bij Hitch, maar hij kan ook steengoede en tegelijk ranzige nummers schrijven. Dat wordt ook bewezen in “Velvet Slap”, eveneens een lekkere brok up-tempo nineties-rock. Krijg je door de door fuzz gedreven riffs in “Gay Is The Lord” goesting om naar White Light/White Heat te luisteren? Wij alvast wel. Begrijp ons niet verkeerd: dat is geen verwijt.
De eerste vier nummers zijn dus moddervet, en vooral “Lip Sweat” is een bommetje dankzij het ijzersterke refrein. Bij “Bodies Of Fire, Suns Of Wax” zijn we even de aandacht kwijt, maar dan komt het bluesy “Tin Soldier” aanzetten! Denk hier aan de rauwheid van (alweer) The Velvet Underground en de verpletterende kracht van pakweg Motörhead. Noem het gerust rawk’-n-roll. Ook het op gang komende “Drone Saint” en de afsluiter — beiden zijn de langste nummers van de plaat — mogen er zijn.
Enkel “Addicted” en “Shout” lijken ietwat overbodig op deze Belgische release, die vorig jaar een beetje genegeerd lijkt te zijn — ook onze excuses daarvoor. Want als Grand Blue Heron rockt, dan klinkt het viertal gevaarlijk goed. De band bestaat uitsluitend uit veertigers, maar lijkt nog lang niet uitgeraasd. Hatch vat het beste van wat intense, rauwe rock in de vorige decennia te bieden had, goed samen. We zijn er bovendien rotsvast van overtuigd dat we bij de bespreking van de volgende plaat niet meer over Hitch zullen moeten vertellen.
Grand Blue Heron speelt op 20 februari met Elefant — die andere sterke Belgische nieuwkomer — in Club Kamikaze in Mechelen. De concertavond wordt georganiseerd door In Utero Concerts. Allen daarheen!