Zoals elk jaar schoot ook 2015 goed uit de startblokken, met in januari en februari de release van een groot aantal Amerikaanse prestigeprojecten die meedongen naar een Oscar. Waarna de typische lente-slump zijn intrede maakte, met een resem onverschillige projecten waar zelfs de distributeur niet veel vertrouwen in had. Maar deze keer duurde die niet lang: de blockbuster-zomer kwam in mei al op gang en verrassend genoeg was die deze keer opvallend sterk. Ook daarna bleef het — een paar teleurstellingen niet te na gesproken — hollen om alles op tijd gezien te krijgen. Yup, een meevaller, 2015. Onze tien toppers!
1. Mad Max: Fury Road (George Miller)
In principe zouden we hier iets “cinefieler” (lees: deprimerender) moeten zetten om ons imago hoog te houden, maar George Millers ongeëvenaarde actie-extravaganza is perfect te verdedigen als beste film van het jaar om twee redenen. Ten eerste: het moet al geleden zijn van toen we zestien waren dat we nog eens zo hebben zitten springen van opwinding in ons bioscoopstoeltje. En ten tweede: als cinema echt draait om het choreograferen van bewegende beelden om een verhaal te vertellen en emoties los te weken, dan is Mad Max: Fury Road gewoon ontegensprekelijk een meesterwerk. Geniale cinema.
2. Son of Saul (László Nemes)
Dwingende, obsessieve cinema die zich afspeelt in de hel-binnenin-de-hel: de gaskamers van Auschwitz. Nemes vermijdt elke vorm van historische contextualisering en werkt zo een intens fatalistisch hier-en-nu gevoel in de hand. Zijn stilering en (vooral) zijn gebruik van geluid zijn daarbij onmisbaar. Nee, we weten nog steeds niet of we hem een tweede keer willen zien. Maar die eerste keer zullen we niet snel vergeten.
3. Whiplash (Damien Chazelle)
Na veel aarzelen gaf Sony Whiplash dan toch een Belgische release (eigenlijk ging hij straight-to-dvd gaan), waarop er uiteraard vrijwel niemand ging kijken. Tragisch, maar Chazelle’s carrière is wel definitief vertrokken met deze Oscarwinnaar. De film werd zodanig de hemel in geprezen dat sommige latere kijkers lichtjes teleurgesteld waren, maar dit is een gebalde, krachtige filmervaring met een intelligent script, fantastische acteerprestaties en een vlijmscherpe montage.
4. Birdman (Alejandro G. Iñárritu)
Een terechte Oscarwinnaar dit jaar: deze gedurfde single take movie (of zo ziet hij er althans uit) is misschien niet zo diepgaand als hij zelf laat uitschijnen, maar wàt een ongelooflijke filmische schwung! Iñárritu sloopt de vierde muur voor een zinderende, visueel uitdagende metafilm met een schitterende Michael Keaton die, in een rechtvaardige wereld, een Oscar had moeten krijgen voor zijn vertolking. Helaas leven we in een wereld waarin Eddie Redmayne bestaat (maar later meer daarover).
5. A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence (Roy Andersson)
Mensen die beweren dat Pigeon… wel héél erg de lijn volgt van eerdere Andersson-films (Songs from the Second Floor en You the Living) hebben niet helemaal ongelijk, maar Pigeon lijkt op veel vlakken dan ook de vervolmaking van een bijzonder excentrieke, inzichtrijke trilogie over De Zoekende Mens. Zijn bizarre, verstilde wereld ligt op zijn best maar een haarbreedte van de werkelijkheid verwijderd en zijn theatrale stilistiek blijft nog steeds even hypnotiserend.
6. Inside Out (Pete Doctor)
Pixar is helemaal terug met deze betoverende animatiefilm, die een clever concept combineert met nét genoeg sentiment en veel slimme humor. Of kinderen het allemaal zullen snappen, is een andere vraag, maar hey, kinderen genieten er dan weer van op hun eigen niveau. Na enkele magere jaren, met inferieure sequels op successen van vroeger (denk aan Cars 2en Monsters University) tonen de animatiegiganten dat ze het nog steeds kunnen.
7. D’Ardennen (Robin Pront)
Een Vlaamse film in de top 10, dat is al een tijdje geleden. Maar D’Ardennen is dan ook iets uitzonderlijks: een gedurfde thriller met gigantische cojones. Debuterend regisseur Robin Pront ként zijn personages door en door en schetst hun wereld met enorm veel authenticiteit. De plotse plot- en stijltwist tijdens de laatste akte van de film zal niet iedereen kunnen overtuigen, maar getuigt van lef en vooral veel beheersing. Hulde ook aan Jeroen Perceval, de man die in de berichtgeving rond de film grotendeels genegeerd werd, maar meeschreef aan het scenario en even sterk staat te acteren als Kevin Janssens en Veerle Baetens — wat bijzonder sterk is, trouwens.
8. A Most Violent Year (J.C. Chandor)
J.C. Chandor heeft tot op heden drie films gemaakt: Margin Call, All is Lost en dit jaar A Most Violent Year. Alle drie in een ander genre, alle drie op hun eigen manier uitstekende cinema. Met A Most Violent Year levert hij zijn meesterwerk af, een moreel ambigu maffiadrama dat de sfeer van de gouden jaren zeventig oproept — Sidney Lumet en Francis Ford Coppola zijn niet ver af. Je kan de film derivatief noemen en oké, misschien heb je het allemaal al wel eens eerder gezien. Maar de beheerste filmstijl, het subtiele scenario en de vertolkingen van Oscar Isaac en Jessica Chastain maken hier onmisbare cinema van.
9. Bridge of Spies (Steven Spielberg)
Spielberg is terug van weggeweest, met zijn beste film sinds Munich. Eigenaardig hoeveel spanning een dialoogfilm kan bevatten, en Spielberg hanteert die spanning zoals weinigen dat kunnen. De historische setting is volstrekt overtuigend en Tom Hanks en Mark Rylance blijken zowaar een sterk odd couple. Ouderwets vakmanschap op zijn best.
10. The Duke of Burgundy (Peter Strickland)
Een eigenaardig beestje, dit. Peter Strickland maakt, na Berberian Sound Studio, opnieuw een liefdevolle, in onversneden cinefilie gedrenkte ode aan een genre met een twijfelachtige reputatie. Niet de giallo deze keer, maar wel het softcore melodrama zoals dat in de jaren zeventig regelmatig werd gemaakt. De elegante visuele stijl, complexe inhoud, opvallende symboliek en bewust wat houterige acteerprestaties passen allemaal perfect in het concept. En dat is dan ook wat The Duke of Burgundy is: concept-cinema, waar je ofwel finaal op afknapt, ofwel helemaal in meegaat. Zelf hadden we eerst zo onze twijfels, maar we zijn de film sindsdien niet meer vergeten.
Hebben de lijst net niet gehaald: Turist, Relatos Salvajes, Inherent Vice, Sicario, It Follows, Timbuktu, Tangerine.
En dan: de flop 5. Zoals steeds: een beetje kadering. Dit zijn de vijf grootste tegenvallers van het jaar — films die goed hadden kunnen en moeten zijn, maar die tekortschoten. Dat wil dus zeggen dat totaal kansloze prullen zoals Mortdecai, Pixels, The Cobbler of Paul Blart: Mall Cop 2 hierin niet vertegenwoordigd zijn (àls we ze al gezien hebben, want ook wij hebben onze grenzen). Dat soort films zijn ongetwijfeld nog erger dan de vijf titels die we hier hebben verzameld, maar deze vijf hadden toch ergens de verplichting om meer te zijn dan wat ze waren.
1. Terminator: Genisys (Alan Taylor)
Van de irritante spelfout in de titel tot de compleet onsamenhangende plot (echt: laat iémand eens proberen om hem uit te leggen!) tot de misplaatste pogingen tot humor: niets werkte in Terminator: Genisys. Zelfs de acteurs leken het halverwege op te geven.
2. Love 3D (Gaspar Noé)
Eerder een uit de hand gelopen studentengrap dan een film. Gaspar Noé probeert, nog maar eens, de new French extremity van circa het jaar 2000 tot leven te wekken, maar vergeet dat het jaar 2000 ondertussen al even achter ons ligt. Hij probeert wanhopig te choqueren met ongesimuleerde seks in zijn film, maar heeft echt niets te vertellen over seks, liefde of iets anders. De obligate homofobie krijg je er gratis bovenop (Gaspar heeft issues). Jà, het ziet er allemaal mooi uit, maar daarvoor mag je vooral zijn cameraman en onze landgenoot Benoît Debie bedanken.
3. 50 Shades of Grey (Sam Taylor-Johnson)
Een gemakkelijk slachtoffer? Misschien. Maar toch: dat het scenario onzin is, dat vinden we niet erg. Dat de genderpolitiek van de film zeer twijfelachtig is: tot daar aan toe. Maar dat deze zelfverklaarde erotische film zo ontieglijk braaf, zo hersenverlammend saai en uiteindelijk zo aarsvernauwend conservatief blijkt… Nee, dat is onvergeeflijk. Paul Verhoeven en Roman Polanski lachen zich wellicht een breuk — zij maakten in de jaren zeventig al films die veel explicieter en vooral veel beter waren.
4. The Theory of Everything (James Marsh)
Een irritante tranentrekker, gemaakt op maat voor het Oscarseizoen, en het heeft nog gewerkt ook. Dat Eddie Redmayne, levend vacuüm van talent, hiermee de Oscar van Michael Keaton heeft kunnen pikken, is haast niet te geloven.
5. Poltergeist (Gil Kenan)
Ach wat, we gooien er nog een overbodige remake bovenop. MGM is in sneltempo zijn catalogustitels aan het remaken om uit de rode cijfers te komen, en Poltergeist is daarvan het resultaat. Alle intelligente satire uit het origineel werd overboord gegooid om plaats te maken voor bordkartonnen personages en oppervlakkige pogingen tot chills.
En dan nog…
Vrouwen boven!
2015 was het jaar van de sterke vrouwelijke personages. Nadat er in het begin van het jaar veel te doen was rond het gebrek aan vrouwelijke regisseurs in Amerika én rond het feit dat Ava DuVernay niet genomineerd was voor een Oscar met haar film Selma, kwam er toch een soort resurgence op gang. Er was Charlize Theron in Mad Max, Jessica Chastain in The Disappearance of Eleanor Rigby, Emily Blunt in Sicario en verder kregen we nog films als Tangerine (niet bij ons in de zalen gekomen maar uitstekend), Suffragettes (belangrijk onderwerp, luizige film), The Duke of Burgundyw, The Diary of a Teenage Girlen zelfs komedies als Trainwreck, die allemaal de Bechdel-test doorstonden.
Nostalgie rules!
De blockbusterzomer werd gedomineerd door nostalgietrips: Mad Max, Jurassic World, Terminator: Genisys en zelfs Vacation handelden allemaal in eighties-nostalgia. En dan zwijgen we nog over de recente terugkeer naar een galaxy far, far away.
Vlaanderen, mijn flop
Consternatie alom toen dit jaar bleek dat het publiek niét en masse naar elke zelfverklaarde Vlaamse publieksfilm ging kijken. Café Derby, Terug naar Morgen, Paradise Trips en Lee & Cindy C. presteerden allemaal ondermaats. Ook meer cinefiele kost zoals Galloping Mind, Cafard, Violet en Waste Land (die laatsten speelden rond de jaarwisseling, maar goed) brachten niet veel volk op de been. Het najaar werd gered door de mooie prestaties van D’Ardennen, Black en — ja, oké dan — FC De Kampioenen 2, maar de kwetsbaarheid van de Vlaamse film was ondertussen wel duidelijk. Allerlei theorieën deden de ronde, maar de waarheid is wellicht eenvoudiger dan veel mensen denken: hebt u de trailers van Café Derby en Terug naar Morgen gezien? Kreeg u op slag de indruk dat dit niet te missen cinema was? Welaan dan.
De wegebbende derde dimensie
Goed nieuws: jaarlijks komen er minder 3D-films uit, waarmee die trend definitief lijkt weg te ebben. “Slechts” 23 grote releases kregen een 3D-conversie in 2015 en ook het publiek lijkt zich gedeeltelijk van de trend af te keren. Jurassic World werd in de VS door 52% van het publiek in 2D bekeken, wat opvallend is, aangezien de film in de VS op méér schermen speelde in 3D dan in 2D. Ondertussen wordt het gigantische (maar 2D) IMAX-formaat steeds vaker gebruikt als een alternatief voor 3D. Niet dat 3D opeens zal verdwijnen, helaas — in China lusten ze er nog steeds pap van en dat is internationaal de belangrijkste markt voor Amerikaanse films. Maar het fenomeen is wel enorm geminderd tegenover vijf jaar geleden en dus veel makkelijker te vermijden.
Degelijke films die toch een beetje tegenvielen: The Martian, een plezierige “hoera voor superieure technologie!”-film die uiteindelijk vrij snel verdampte na het kijken. Het visueel nochtans zeer sterke Youth, Paolo Sorrentino’s opvolger van La Grande Bellezza, verviel na een sterke start dan weer in dikdoenerigheid.
Beste slechterik: Eddie Redmayne in Jupiter Ascending, een rol die zo bizar slecht was dat men even vreesde dat zijn Oscar voor The Theory of Everything in het gedrang zou komen. Helaas was dat niet het geval.
Doorbraak van het jaar: Martha Canga Antonio, die in Black met haar debuutrol meteen een emotionele beheersing toonde die veel oudere actrices haar mogen benijden.
Documentaires van het jaar: Amy, het voor tv gemaakte, maar uitstekende The Jinx en The Look of Silence.
Franchise die we niet meer volgen van het jaar: The Hunger Games. Echt, onze onverschilligheid tegenover deze overschatte marketing-gimmick is nauwelijks te vatten.
Suspensescène van het jaar: De fantastische opera-sequens uit Mission: Impossible – Rogue Nation.
Ingehaalde klassiekers van het jaar: Zoek zeker Seconds van John Frankenheimer eens op, evenals Dragon Gate Inn van King Hu, een belangrijke inspiratiebron voor Quentin Tarantino in Kill Bill.
Tv-series van het jaar: Fargo seizoen 2, The Leftovers seizoen 2 en Hannibal seizoen 3.
Afsluiter van het jaar: Tot volgend jaar!