Bruce Bherman is een bezige baas. Begin 2014 bracht de Gentse singer-songwriter Acoustic Movies uit, in oktober lag er met Chameleon al een fraaie opvolger klaar. De hoogste tijd om even bij te praten, vonden we. Niet alleen over zijn recentste platen, maar ook over zijn carrière tot nu toe en over de mensen met wie hij door de jaren heen samenwerkte. Aan stoppen denkt Bruce Bherman nog lang niet; tijdens het gesprek wordt er immers ook een flinke tip van de sluier gelicht over zijn toekomstplannen.
Alchemie
enola: De vraag waarmee elk interview zou kunnen beginnen: waarom nu deze plaat? Al bij al
komt Chameleon vrij snel na Acoustic Movies.
Bruce Bherman: “Acoustic Movies was eerder een zijproject, iets wat ik al veertien jaar wou doen: een eerbetoon brengen aan de oude Engelse folkies die me hebben beïnvloed én aan al die mooie gitaren. Wat Chameleon aangaat: ik had er gewoon zin in. De mensen rondom mij in de muziekbusiness hebben altijd problemen met die manier van werken. Die willen alles gepland hebben, liefst vier jaar op voorhand, maar zo werkt het niet voor mij. Bij mij draait het om alchemie, bepaalde elementen die samenkomen: deze keer waren dat bijvoorbeeld Tim Coenen met zijn Rickenbacker 12-string, Leni Morrison die ik toevallig ontmoet in een studio in New York. In al mijn anonimiteit heb ik een enorme flexibiliteit, want ik hang van niemand af. Bovendien heb ik zo mijn vaste plaatsen om te werken — thuis, maar ook in studio’s hier of aan de andere kant van de plas. En als al die elementen er zijn, dan is het gewoon doen, hé? Er is zelfs al een volgende plaat klaar, een echte Nashville-plaat. We zijn nu bezig met alle praktische zaken daarrond: de prepromo, de video, de vormgeving…”
enola: Hangt je timing dan niet voor een groot stuk af van de beschikbarheid van de mensen met wie je wil werken?
Bruce Bherman: “Ja, al valt dat altijd wel redelijk mee. Het concertgedoe, dàt is een groter probleem. Daarvoor krijg je bijna niemand te pakken.”
enola: Hoe begin je aan zo’n plaat? Heb je op voorhand een afgelijnd idee van waar je naartoe wil met de sound?
Bruce Bherman: “Nee, het was dus niet zo dat ik van plan was een Westcoast-plaat te maken. Terwijl we aan de plaat bezig waren, begonnen de songs wel almaar meer Westcoast te klinken. Natuurlijk ben ik beïnvloed door artiesten als Arthur Lee en Love, Jefferson Airplane en Crosby, Stills & Nash. Maar pas in de studio zijn al deze dingen, die altijd al in mijn geest dwarrelden, echt naar voren gekomen. Plus: Tim is een crimineel goede muzikant, een topmuzikant die weleens onderschat wordt. Door met hem in de studio te zitten, begrijp ik wat hij waard is bij Admiral Freebee. Gianni Marzo bij Isbells en Marble Sounds: zelfde verhaal. In élke groep heb je zo iemand: Nels Cline bij Wilco, Johnny Marr destijds bij The Smiths.”
It’s all about the money…
enola: Chameleon klinkt heel gevarieerd, ook al staan er ‘maar’ zeven songs op. Meer nog: één song staat er drie keer op in een totaal andere versie, als “Funkygroovinmonkey”, “It’s All About The Money” en “The Money”.
Bruce Bherman: “De money zat wel in het achterhoofd toen ik aan de plaat begon. Vandaag gaat alles over geld. Enerzijds is er die algemene, positieve attitude: alles gaat goed, we zitten in de world village, we worden leuk gevonden op Facebook, deze wereld blijft eeuwig bestaan want we zitten toch in een zonnestelsel met vierhonderdvijfentwintig planeten waar we altijd wel ergens water, gas en bomen zullen vinden. Maar anderzijds zitten we elkaar wél te overbevolken, is er onverdraagzaamheid en egocentrisme. Ik wil niet negatief klinken want ik ben positivist en er is altijd licht aan het einde van de tunnel, maar je zit ook met dié context, het geld, die leiden tot veel frustratie.”
enola: Het is iets wat je wel vaker doet: verschillende versies opnemen van eenzelfde song. “Doors” stond in een heel andere hoedanigheid ook al op Two Boys (’07). Beslis jij welke songs herwerkt worden, of zijn het muzikanten die zeggen “Goh Bruce, dat vind ik best een tof nummer, maar dit of dat stuk zou ik toch anders doen.”?
Bruce Bherman: “Nee nee, dat beslis ik zelf. Daar wordt niet over gediscussieerd. Net zoals over de teksten. Die worden even goed bewaakt als Tihange 3, bij wijze van spreken.
enola: Ben je dan ontevreden over die nummers?
Bruce Bherman: “Nee, het gaat vooral om de tijdsfactor: een nummer wordt altijd vastgelegd in een bepaalde tijd, maar de persoon die het opneemt, evolueert. Iedere muzikant zou dat eigenlijk moeten doen, want 1969 is niet 1996 en ook niet 2009 of 2015. Je kan moeilijk veertig jaar hetzelfde blijven spelen op dezelfde manier, want dan eindig je zoals The Ventures of The Shadows (imiteert de riff van “Apache”).”
“Doors” was een nummer met een heel raar scenario: er zijn te veel strofen en refreinen. Eerst dacht ik het gewoon opnieuw op te nemen, in de oude structuur maar met een paar poppy Tim-geluiden. Maar dan kwam Bart Delacour (bas) af met de vraag of dat wel nodig was, altijd datzelfde herhalen op het einde van de song. Tim sprong direct mee op die kar. Ach, laat de jeugd maar doen, dacht ik. (lacht). Een goed initiatief, want het resultaat is echt zo’n aanstekelijk Zita Swoon-meets-Admiral Freebee-ding geworden. Al kan je er nog niet mee naar een hitparade door die noisy mafkezerij op het einde.”
enola: De grote ontdekking op Chameleon is ongetwijfeld zangeres Leni Morrison. Wie is ze, waar komt ze vandaan en hoe heb je haar gevonden?
Bruce Bherman: “Leni is een Ierse singer-songwriter die afwisselend in Dublin en in New York woont en werkt. Ze probeert de eindjes aan mekaar te knopen door ook op te treden op diverse Ierse festivals. Ze kon onlangs samenwerken met Barry Reynolds –ook wel bekend van Marianne Faithfull — maar momenteel denk ik, blijft dat wat hangen. Wat ze zowel voor als tégen zich heeft, is dat het een mooie sympathieke blondine is met een prachtige stem. Zo iemand wordt dan automatisch door sharks vooraan op het podium gezet, liefst van al in een minirokje want dat trekt volk. Daar moet ze natuurlijk hard tegenaan boksen. Wat ze nodig heeft, is een manager zoals die van Emilou Harris of Dr. John; toffe mensen die met beide voetjes op de grond staan, zich niet opdringen en niet de Brian Epstein of Andrew Loog Oldham uithangen.”
”Ik heb haar voor het eerst ontmoet in New York, tijdens een bezoek aan Craig Bishop in zijn NY Noise-studio. Daar deed ze toen backing/duet vocals voor de Emily Duff Band. Achteraf heb ik haar teruggevonden op Facebook. Ik stuurde haar een berichtje, eerder voor de lol: “Hoi, ik ben momenteel aan het opnemen, dus als u zin heeft…” Tien minuten later kreeg ik al antwoord: “Het is goed, ik kom af, als je me komt ophalen in Zaventem.” Ze heeft hier dan een paar dagen gelogeerd. Ze kwam binnen met al haar bagage en dook meteen de koelkast en badkamer in. Man man man, ik heb me echt kapotgelachen. Ze is ook te zien in de clip van “Funkygroovinmonkeymoney”, de eerste single.”
Markante samenwerkingen
enola: Je bent de laatste jaren erg productief. Toch heeft het vrij lang geduurd voor je je debuutplaat hebt uitgebracht. Ben je gewoon laat begonnen met muziek of kwam het er niet van?
Bruce Bherman: “Voor die eerste plaat ben ik mijn beste vriend André Van de Velde en mijn toenmalige vrouw heel veel dank verschuldigd. Zij waren het die zeiden: “Nu is het genoeg geweest met altijd in de badkamer uw nummers te herwerken, je wordt daar nerveus van want je bent toch nooit tevreden. André kende iemand met een studio en stelde voor om daar een demo op te nemen, gewoon om te zien hoe dat klonk, mijn gitaar en mijn stem.”
”De man van die studio had zo’n telefoonboekje met allemaal muzikanten in. Al snel stond trompettist Bart Maris daar om mee te doen, en wanneer ook nog Elsje Helewaut, bassist Vincent Piryns en cellist Lode Vercampt langskwamen, waren we vertrokken. Het was gauw duidelijk dat het meer dan een gewone demo aan het worden was, we zijn dan ook meteen op zoek gegaan naar een firma die cd’s brandt.”
”In feite was The Corridor een leuk tijdsdocument. Nu klinkt het misschien een beetje gedateerd, maar onlangs heb ik er in Chicago nog nummers uit gespeeld en dat ging wel. Te veel tekst, dat wel, maar dat is een typisch beginnersfenomeen. Bij een muzikant die veroudert, krimpen de teksten, alleen Dylan blijft romans schrijven.”
enola: Op je volgende platen heb je die lijn van markante samenwerkingen doorgetrokken. Hoe ben je in contact gekomen met Jürgen De Blonde (Köhn, Portables), met wie je Attitudes (’06) en Two Boys maakte? Hij kwam tenslotte uit een heel andere muzikale richting.
Bruce Bherman: “Ik ben altijd een grote fan geweest van die eerste plaat van de Portables. Na een van hun optredens ben ik met Jürgen aan de praat geraakt en dat klikte wel, want… (roept uit:) Ja! Jürgen zat ooit eens in een tof café aan de Dierenmarkt, waar ze The Other/63 (’03) hadden opgelegd. Die baas was dus een van mijn vijf fans in Gent (lacht). Jürgen zat zich de hele tijd af te vragen “Fuck, wie is dat?” Dat herinnerde hij zich weer tijdens ons gesprek, en hij zei: “Wel ja, laten we ne keer samenzitten, hé?” We moeten trouwens nog altijd onze elektronische plaat maken, zo één met allemaal geluidjes en ik die dan allerlei tekstjes reciteer. (lachje).”
enola: Een andere opvallende gast was Kurt Wagner van Lambchop, die meedeed op Untagged Friends.
Bruce Bherman: “Voor die plaat ben ik gaan opnemen in Nashville, bij Mark Nevers (producete o.m. platen van Lambchop, Silver Jews, Bonnie ‘Prince’ Billy en Calexico – n.v.d.r.). Kurt is gewoon langsgekomen omdat Nevers nogal een grote invloed heeft op die mannen. Het was zeker geen grote liefde, zo van “Wow, ik wil meedoen!”, maar hij was wel sympathiek. Ik vond het vooral intrigerend om te zien hoé hij ging spelen. Ik ken hem wel van bij Lambchop, maar daarbuiten heeft hij eigenlijk nooit veel gedaan. Terwijl hij zijn partijen inspeelde, zei Nevers: “Komaan, Bruce, hou u daar toch niet mee bezig, dat is total crap!” Ik zei: “Nee nee, laat hem maar doen!” “Oké, het kan me niet schelen, het is jouw geld.” Het wàs ook goed wat hij deed…”
enola: Hun pianist Tony Crow deed ook mee. Was het echt gepland om met hen op te nemen of ging je gewoon naar Nashville met het idee ‘we zien wel wie er vrij is’?
Bruce Bherman: “O, jawel! Het was in 2008 zeker de bedoeling om in Nashville zoveel mogelijk op te nemen met de Lambchoppers. Maar uiteindelijk is Untagged Friends een symbiose geworden van Nashville en Brussel. Daar had ik een Geraldine Capart die helemaal meeging in het verhaal. Ik heb tijdens de opnames ook nooit last gehad van ego’s, zowel hier niet als in Nashville. Ze kijken weleens raar, zo van: “Wat wil hij?” Zo liep het ook met de jongens van Jack White, die meedoen op de volgende Nashville-plaat. Die kerels doen gewoon hun ding. Dat zijn supermuzikanten die vierentwintig uur op vierentwintig, zeven dagen op zeven bezig zijn met hun vak. Er is daar een bepaalde gedrevenheid die je nergens anders vindt.”
enola: Ga je ooit nog iets doen met Wouter Spaens? Hij was toch ook heel belangrijk op Untagged Friends.
Bruce Bherman: “Ja, waarschijnlijk wel. Ik wil met hem nog eens iets akoestisch opnemen, al wil ik hem ook niet dwingen, natuurlijk. Ik dacht in het begin vaak: “Tiens, dat is raar, Spaens blijft meestal bij dat ene elektrische ‘ding’ met zijn pedalen, maar uiteindelijk doen Gianni Marzo en Tim dat ook. Je kan die mensen niet dwingen een keer een jazzgitaar op te pakken of een sitar. Net als Cline en Marr hebben zij hun ding en dan moet je dat respecteren.”
Nashville revisited
enola: De toekomst…
Bruce Bherman: “Die is er niet, ik spring straks in het kanaal (schatert het uit).”
enola: Dát is nog eens een primeur om u tegen te zeggen! Maar die Nashville-plaat gaan we toch nog te horen krijgen?
Bruce Bherman: Ja ja, die komt er zeker. Ik heb me er enorm mee geamuseerd. Misschien zie ik het een beetje te groot, maar al die toppers die eraan meededen waren enthousiast, dus waarom niet? Ik wil er ook een beetje een statement mee maken: al die Europeanen die americana willen doen… Ik wil geen americana doen, ik wil Bruce Bherman doen, dát is mijn ding. Ik ga niet naar daar voor de americana, maar voor de roots uit de jaren 50 én omdat het coole muzikanten zijn die meer kunnen dan alleen americana. Ik vond het absoluut de moeite, ik kan alleen maar subjectief positief zijn.”
”Bovendien is de plaat super goed gemixt. Je moet altijd een producer vinden die op een ei zit en die iets creatiefs wil doen. Mark Nevers zat met zo’n ei; hij was enorm geconcentreerd en gedreven. Ik heb altijd willen weten hoe hij werkte met stemmen, want dat is toch echt iets delicaats. Wat hij voor deze plaat bijvoorbeeld heeft gedaan met die blanke en die zwarte stemmen vind ik echt te gek.”
enola: Je zei net dat er een aantal toppers meedoen op die plaat. Mogen we weten wie of moet dat een verrassing blijven?
Bruce Bherman: “O, euh… Topgitarist Andy Reiss speelt mee. Die is eigenlijk ongelooflijk: hij speelt met een hand terwijl hij in de andere een lolly vastheeft of een cola met een rietje. Verder zijn er de McCrary Sisters, twee jongens van Jack White and The Buzzards, Mark Pisapia op drums, Tony en Matthew van Lambchop…”
enola: Hoop je met deze plaat op de grote doorbraak?
Bruce Bherman: “Weet je, ik ben altijd een buitenbeentje geweest; niet om dwars te zijn maar om mijn ding te kunnen doen. Ik sprak vorige week nog met Joe Henry. Niet dat ik me met hem wil vergelijken — die mens heeft Grammy’s gewonnen — maar we zitten op hetzelfde spoor: zelf mensen contacteren en proberen dingen in beweging te krijgen. Ik heb mijn eigen team en ik klaag daar niet over.”
”Voor een grote doorbraak en een steady verkoop heb je echter een heuse machine nodig. Het is altijd hetzelfde verhaal: it’s all about the money. Maar gelukkig blijf ik interessante mensen ontmoeten en kan ik mijn ding blijven doen. Ik doe het omdat ik het moét doen; een loodgieter loodgiet, een bankier bankiert, een leraar geeft les en ik maak muziek. Niet om met mijn kop in de krant te staan, maar omdat ik moet.”
enola: Wat komt er na de Nashville-plaat?
Bruce Bherman: “Ik ben weer bezig aan een soloplaat.”
enola: In dezelfde lijn als Acoustic Movies? Een ‘eerbetoon aan’?
Bruce Bherman: “Nee, nu gaat het me meer om de hedendaagse akoestische gitaren, met speciale geluiden om het wat boeiend te houden. En er is nog een ander project waar ik echt naar uitkijk, maar daar kan ik nog niks over vertellen (lacht heel luid). Of ik vertel het je straks misschien, op de parking. Off the record, hahaha!”