Euforie. Branie. Opwinding. Popmuziek om gelukkig van te worden. The Stone Roses bracht het in 1989, pal in het midden van die Second Summer Of Love — allemaal en meer. Aanvankelijk icoon van het bezopen Madchester-tijdperk zou hun titelloos debuut binnen de kortste keren uitgroeien tot een van de belangrijkste Britse platen ooit.
Goed, er was The Smiths geweest. En New Order. Maar die eersten behoorde alweer tot het verleden en die laatsten had de gitaren naar het achterplan geschoven. En dus snakte Groot-Brittannië eind jaren tachtig naar een rockband die Er Toe Deed. Die Belangrijk was. Dat het Nieuwe Britse Geluid in 1989 uit Manchester kwam, was geen verrassing. Dat het wat naar dans rook al helemaal niet. Integendeel zelfs: was het dan toch een pure gitaargroep die het aangezicht van de muziek voor even zou veranderen? Wie in 1987-88 in het Noorden van Engeland rondhing had het eerder anders verwacht. Met hun funky partymuziek had Happy Mondays immers de eerste zaadjes gepland van wat later baggy music zou worden genoemd en in de clubs werd er gedanst op vroege housemuziek: de tweede Summer Of Love, die van 1988-1989 met zijn raves, was nog maar een koude winter weg.
En toch. Toch was het een gitaargroepje met een obsessie voor de jaren zestig dat uiteindelijk een Britse generatie voor het leven zou tekenen. Al van in de punkjaren waren de jonge Ian Brown en John Squire vaste, bepuiste gezichten in de scene van Manchester. Eerst als Clash-copycats The Patrol maar uiteindelijk als The Stone Roses. Terwijl The Smiths kwam en ging, werd zo in verschillende bezettingen, ver onder de radar van de Londense pers, het klappen van de zweep geleerd. Songs werden geschreven en geschrapt, bassisten en drummers getest en ontslagen.
Concerten organiseert de groep zelf in verlaten pakhuizen, precies in de stijl van de illegale feesten van de tijd; The Stone Roses bouwt zich een reputatie in Manchester. Een eerste plaat wordt in 1985 opgenomen met legendarische Joy Division-producer Martin Hannett. Diens drankmisbruik is ondertussen echter zo uit de hand gelopen dat het resultaat jarenlang het daglicht niet zal zien omdat de band de productie ondermaats vindt. Het zal nog twee jaar duren vooraleer “Sally Cinnamon” The Stone Roses voor het eerst van het succes laat proeven.
Die single laat een nieuw geluid horen. Met een gitarist minder — Andy Couzens zal na een dispuut met manager Gareth Evans opstappen — krijgt het lichte, psychedelische spel van Squire alle ruimte om te ademen. Weg zijn de punky kantjes, “pop” is het marswoord. De gitarist laat zijn melodie dansen, Brown weet die lijzige stonerzang van hem eindelijk in te zetten voor iets van betekenis en het resultaat is pure magie. Het zou de template worden voor de debuutplaat die in de zomer van 1988 wordt opgenomen.
Eindelijk beginnen er dingen te bewegen. De groep tekent bij platenfirma Silvertone en in mei 1989 ligt The Stone Roses, na jaren van eeuwige aanloop, in de winkel. Het blijkt het soort rockplaat waarvan er maar eentje om de paar jaar passeert; zo één die de mainstream infiltreert en van binnen overhoop schopt. Samen met Squire weet Brown immers de wereld in een popsong verpakken. Van de pocherige grootspraak van “I Wanna Be Adored” en “I Am The Resurrection” tot het gebroken hart van “Elephant Stone”; het raakte ook gevoelige snaren, niet alleen de benen. En dan is er nog “Elizabeth My Dear”, de antimonarchistische herwerking van Simon & Garfunkels “Scarborough Fair”: “Tear me apart and boil my bones/And her breasts till she’s lost her throne/My aim is true and my message is clear/It’s curtains for you Elizabeth My Dear”. Brown zingt het zo delicaat als het origineel, maar het vitriool druipt er net zo goed van af.
The Stone Roses drukte alle juiste knopjes in: Beach Boysachtige koortjes? Check. Byrds-achtige jengelgitaartjes? Luister naar “(Song For My) Sugar Spun Sister”. Punkachtige arrogantie? Grijnzend zingt Ian Brown “Kiss me where the sun don’t shine/The past was yours but the future’s mine”. Popliedjes? Er is er geen mooier dan “She Bangs The Drums”. En dan is er nog dat dance-element in hun rockmuziek. Was er altijd al geweest, dankzij drummer Alan “Reni” Wren: hij tekent voor de branievolle, loom swingende cadans van “Shoot You Down” en “Bye Bye Badman” die het Madchester-genre zo zou kenmerken. Het geeft de groep aansluiting bij die hippe crowd die elk weekend op de nieuwste acidhouseplaten ging dansen in The Hacienda, de club van New Order.
Dat mag geen wonder heten. In een vroeg interview laat een van de Roses al optekenen dat hij liever naar een club gaat dan naar een concert, aangezien het in dansmuziek is dat de spannendste dingen gebeuren. Met nieuwe single “Fools Gold”, die enkele maanden na het debuut uitkomt, wordt die link bezegeld: het is tien minuten vloeibare funk, één lange groove, perfect op maat gesneden van een bevolking voor wie de drug XTC de nieuwe religie is.
En dus wordt Stone Roses even de grootste groep ter wereld van Engeland. “De nieuwe Beatles”, juicht de pers, alsof ze al vergeten zijn dat ze dat nauwelijks een paar jaar eerder ook over The Smiths had geblaat. Deze keer werd er echter ook geluisterd en het publiek volgt. Toch weet de band het succes nauwelijks te verzilveren. Binnen de kortste keren raakt de Stone Roses verwikkeld in een rechtszaak met Silvertone die ervoor zorgt dat de band jarenlang geen noot mag uitbrengen. Het sprookje is uit nog voor het begon en daar zal de teleurstellende comebackplaat The Second Coming uit 1994 helaas niets aan veranderen. Desondanks zal de status van The Stone Roses alleen maar blijven groeien. Het zal niet lang duren of de plaat neemt steevast een topspot in als het gaat om Beste Britse Platen Ooit. The Stone Roses zijn een legende geworden en blijven dat tot vandaag.