Guillermo Del Toro, samen met Cuarón en Iñárritu de belangrijkste Mexicaanse regisseur van het moment, heeft zich de laatste vijftien jaar opgewerkt van cult-regisseur van parels als Pan’s Labyrinth en El espinazo el diablo naar grote Hollywood-producties zoals de Hellboy films en het spectaculaire Pacific Rim. Na te hebben teleurgesteld met die laatste, keert Del Toro terug naar zijn fantasy-roots met Crimson Peak, een film waarin hij opnieuw ongestoord zijn persoonlijke visuele flair kan botvieren. Del Toro ziet Crimson Peak liefst niet gecatalogiseerd als horror, dus zullen we het maar houden op een gotisch liefdesdrama. Maar dan wel eentje mét horrorelementen.
Het begint allemaal in het 19de eeuwse New York, wanneer de jonge rijkeluisdochter Edith Cushing (Mia Wasikowska) halsoverkop verliefd wordt op de mysterieuze Brit Thomas Sharpe (Tom Hiddleston). Die probeert samen met zijn al even geheimzinnige zus Lucille (Jessica Chastain) haar vader – een rijke industrieel en weduwnaar – te overhalen om te investeren in een nieuwe techniek om rode klei te ontginnen op hun domein in Engeland. Vader Cushing (Jim Beaver) vertrouwt hen echter allebei voor geen haar, en ziet haar liever trouwen met de ideale schoonzoon, dokter Alan McMichael (Charlie Hunnam) die al lang een oogje op Edith heeft. Hij wil hen zo snel mogelijk weg, maar nadat hij sterft in wat men doorgaans verdachte omstandigheden noemt, pakt Edith onmiddellijk haar biezen om toch met hem te trouwen. Samen trekken ze naar zijn afgelegen domein, Allerdale Hall, waar de miserie pas echt begint. Edith – zelf aspirant-schrijfster van horrorverhalen die zichzelf graag vergelijkt met Mary Shelley – ziet ’s nachts spoken die haar willen waarschuwen voor het vreselijke verleden van Allerdale Hall, en het grote geheim van broer en zus Sharpe.
Dieper ingaan op de plot is riskant, omdat de film wordt verteld vanuit het standpunt van Edith en daarmee afhankelijk is van het verrassingseffect – maar tegelijk gaat het scenario allerlei kanten op waar vervolgens weinig mee wordt gedaan.
Waar het eerste halfuur er veelbelovend uitziet en, met een uitstekende, sfeervolle opbouw, stapelt Del Toro zodra Edith naar het spookhuis verhuist de genreclichés op en zijn de onlogische wendingen en plotholes niet meer te tellen. Er worden nog wel interessante ideeën geponeerd, maar er wordt niks mee aangevangen waardoor de plot weinig coherent aanvoelt. De griezelmomenten zijn op zich ook wel vakkundig opgebouwd, maar uiteindelijk zijn ze te schaars en té doorsnee om de horrorfans tevreden te stellen.
Aan het romantische aspect wordt weinig aandacht geschonken, waardoor er geen sprake is van enige inhoudelijke diepgang. Eigenlijk is het zelfs een raadsel waarom Edith zo snel verliefd wordt op die zonderlinge Thomas. De ontknoping zullen de meesten dus al van mijlen ver zien aankomen, want Del Toro slaagt er nergens in om een originele wind te doen waaien in het genre. Iets wat hem in pakweg Pan’s Labyrinth wél lukte.
De acteerprestaties zijn helaas niet veel beter. Met uitzondering van Jessica Chastain, die nog wat dreiging uitstraalt, speelt iedereen op automatische piloot. Wasikowska, vooral bekend bij het grote publiek uit Alice In Wonderland, maar veel beter in Stoker, mag opnieuw een ietwat naïeve damsel-in-distress spelen. Haar personage groeit wel doorheen de film, en bij momenten kan ze haar talent ook echt laten zien, maar uiteindelijk kan ze niet de intensiteit opbrengen om de film echt te dragen. Tom Huddleston, op zijn beurt, weet duidelijk niet goed hoe hij zijn personage moet portretteren, dus probeert hij de emoties weer te geven door zijn wenkbrauwen wat op te trekken en met een geforceerde melancholische blik te naar zijn tegenspelers kijken. Benedict Cumberbatch en Emma Stone, die initieel waren gecast voor de hoofdrollen, hadden hun rol misschien met iets meer gravitas neergezet, maar vanwege het gemis aan inhoud en begeestering bij de personages hadden ook zij de film vermoedelijk niet kunnen redden.
Het grootste deel van het budget van vijftig miljoen dollar werd dus duidelijk besteed aan het visuele aspect: alles (echt àlles) werd speciaal voor de film ontworpen. De film bulkt van de kleine details die je onderdompelen in een typisch Victoriaanse – we durven bijna zeggen Burtoneske – sfeer en daardoor alles komt heel authentiek over. Het huis, de kledij, de decors: alles werd tot in de puntjes uitgewerkt en is wat dat betreft wellicht het meest ambitieuze project van Del Toro tot nu toe. Dat slaagt er niet in om de mankementen van het scenario te maskeren, maar het helpt wel om een geloofwaardige spookhuizensfeer te creëeren.
Er werd gekozen voor zo weinig mogelijk CGI, wat op zich zeker een nobel streven is, maar de digitale spoken staan toch in schril contrast tegenover de rest van de eye-candy (al verkiest Del Toro de term eye-protein). Ze zien er nogal cliché uit en zullen enkel de aller-allerkleinsten de stuipen op het lijf jagen.
De combinatie van Del Toro, de visuals, de cast, de mix van verschillende genres die smeekt om geëxploreerd te worden en Del Toro’s terugkeer naar fantasy: de verwachtingen bij Crimson Peak lagen terecht hoog. Té hoog zo blijkt: door te weinig echte griezelmomenten, een flinterdun liefdesverhaal en een scenario dat duidelijk nog gefinetuned moest worden, is Crimson Peak een vis-noch-vleesgevalletje geworden waar fans van zowel horror als gotische romantiek op hun honger blijven zitten. De visuals hebben er mee voor gezorgd dat het geen afschuwelijke film is, maar het blijft wel een hele middelmatige. Hopelijk brengt Del Toro voor zijn volgende film wat meer tijd door met de scenaristen in plaats van met het art department, want de narratieve onvolkomenheden zijn hier de grote dooddoener.
Crimson Peak kan je best vergelijken met een rit door een fraai ontworpen spookhuis: de schrikmomenten zijn voorspelbaar, er is geen plaats voor diepgang, en na afloop denk je: mooi gedaan, maar was het dat maar?