Nadat hij het festivalcircuit veroverde met zijn absurdistische parels Dogtooth en Alps – twee films die diepgeworteld humanisme combineerden met een lijzige, afstandelijke toon en gortdroge humor – is Grieks regisseur Yorgos Lanthimos toe aan zijn Engelstalige debuut met The Lobster. In tegenstelling tot wat veel critici lijken te denken, heeft hij met zijn eerste internationale productie geen meesterwerk afgeleverd en zelfs niet zijn eigen beste film, maar Lanthimos is zijn excentrieke stijl wel trouw gebleven én hij heeft Colin Farrell overtuigd om zichzelf onaantrekkelijker te maken dan ooit tevoren. Dat verdient dus sowieso alle aandacht.
Farrell speelt David, een troosteloze man die door zijn vriendin in de steek wordt gelaten voor iemand anders. Wat nooit leuk is, maar al helemaal niet in een distopische wereld waarin singles niet getolereerd worden. David wordt verplicht overgebracht naar een hotel waar hij 45 dagen de tijd krijgt om een partner te vinden. Lukt dat niet, dan zal hij worden veranderd in een dier naar keuze – in zijn geval dus een kreeft. Ondertussen leven in de bossen buiten het hotel de Loners, een vogelvrije bende alleenstaanden onder leiding van de nooit bij naam genoemde Léa Seydoux, die elke menselijke affectie uit de weg gaan. Zij worden regelmatig opgejaagd door de gevangenen in het hotel – die met een gevatte Loner extra dagen kunnen verdienen voordat ze getransformeerd worden – maar ook zij zijn allesbehalve helden.
Het is een surrealistische premisse waar Terry Gilliam trots op zou zijn en die door Lanthimos op zijn gebruikelijke deadpan-manier wordt gebracht. De regisseur maakte er ook in zijn vorige films al een gewoonte van om een absurd uitgangspunt vervolgens met een genadeloze logica verder op te volgen, en dat is exact wat hij ook hier doet. Eens je de set-up van de film aanvaardt, is alles wat er volgt niet meer dan een serie volstrekt logische consequenties. In dat opzicht lijken de films van Lanthimos soms “Monty Python op downers”: ook zij hadden er een handje van weg om bijvoorbeeld een bizar gesprek over hoe kokosnoten tot in Engeland kunnen zijn geraakt naar hun volkomen rationele eindpunt te voeren. Een dergelijke dialoog zou niet misstaan in het universum dat Lanthimos telkens opnieuw creëert.
Zo lang The Lobster in het hotel blijft, behoort de film inderdaad tot het beste werk dat Lanthimos al heeft afgeleverd. De regisseur geeft een bijtend accurate analyse van een vorm van geluksfascisme die iedereen die net iets te lang zonder lief heeft moeten leven zal herkennen. We hebben sowieso de neiging om mensen in hokjes te plaatsen volgens simplistische sociale dogma’s: een relatie hebben is per definitie beter dan er geen te hebben. Mensen die een partner hebben, zijn gelukkig. Mensen die er geen hebben, zijn ongelukkig. Dat fenomeen giet Lanthimos in een surreële parabel die regelmatig de nagel op de kop slaat. Wanneer er zich een nieuw koppel vormt in het hotel, kondigt de manager – een sublieme Olivia Colman – vrolijk aan dat “als er problemen komen, er hen een kind zal toegewezen worden. Dat lost de relatieproblemen meestal snel op.” Nou, die zit. Wanneer we dat koppel de volgende keer zien, ongeveer een uur later in de film, zitten er twee kinderen bij hen aan tafel.
De visuele stijl versterkt dat gevoel van vervreemding, met een zeer zakelijke beeldvoering, die eenvoudige symmetrische set-ups hanteert – hoe droger de waanzin gepresenteerd wordt, hoe sterker hij overkomt. Let op een scène waarin een van de hotelgasten gestraft wordt omdat hij gemasturbeerd heeft: zijn hand wordt in een broodrooster gestopt en Lanthimos brengt die pijnlijke lijfstraf met een minimum aan cuts in beeld. Eén medium wide shot, veel meer heeft hij niet nodig om de hele situatie te schetsen.
Good stuff dus, en ook de acteurs vatten de toon van de prent helemaal. Colin Farrell liet zich gewillig omvormen tot een wat saaie everyman, met zwembandjes, een lelijke snor en een goedkoop kapsel. Olivia Colman is de belichaming van achteloze emotionele wreedheid, verborgen achter kordaat professionalisme van het type “neem het feit dat we je in een dier gaan veranderen vooral niet persoonlijk”. Grote namen als John C. Reilly en Ben Whishaw duiken op in verrassend kleine, maar goed geobserveerde rollen en Rachel Weisz verschijnt halverwege de film als een van de Loners – samen met haar optreden in Youth, slechtsenkele weken geleden, heeft Weisz al een bijzonder goed jaar gehad. De acteerstijl is bewust en consequent onderkoeld en declaratief, met soms opzettelijk houterige dialogen die op een statische manier worden gedebiteerd. Uiteindelijk is een conversatie ook niet meer dan een soort sociaal ritueel, net zoals een relatie, en dat is wat Lanthimos hier wil deconstrueren.
Het probleem is alleen dat de film zienderogen aan spankracht verliest eens de actie zich verplaatst naar de buitenwereld. Het afgesloten universum dat Lanthimos had gemaakt, spat uit elkaar, om plaats te maken voor een tweede deel dat nog eens 45 minuten duurt, maar heel die tijd lang aanvoelt als een epiloog. Er zitten wel nog geestige scènes en opvallende beelden in, maar het tempo vertraagt op een pijnlijke manier en de situaties dragen geen nieuwe ideeën meer aan. Na fenomenaal uit de startblokken te schieten, bolt de film op een teleurstellende manier stilletjes uit, om tenslotte uitgeput het eindstation binnen te rollen.
Eeuwig zonde is dat, en het zorgt er voor dat The Lobster zich uiteindelijk net niet kan meten met het beste werk van Lanthimos, zoals Dogtooth. Maar vergis je niet: dit blijft het werk van een belangrijke, relevante filmmaker, die dingen te vertellen heeft en over een heel eigen cinematische identiteit beschikt. En wie weet, misschien is zijn volgende wél weer even goed als de hype.