Het lijkt ondertussen een eeuwigheid sinds Robert Johnson, Son House en Charlie Patton het tijdelijke voor het eeuwige ruilden. Gelukkig zijn er nog steeds muzikanten die hun traditie verderzetten. Sommigen blijven steken in de modder van de Mississippi Delta, maar Guy Davis, geboren en getogen New Yorker, slaagt er wonderwel al jaren in om de akoestische blues de 21ste eeuw in te sleuren. Hij is daarin niet alleen, ook Eric Bibb en Keb’ Mo weten maar al te goed hoe ze de traditionele blues moeten vernieuwen. Guy Davis is een autodidact op akoestische gitaar, banjo en mondharmonica, en heeft een zeer herkenbare en laagdrempelige stijl. Vooral live is hij een must see.
Davis werd in 1952 geboren in New York, als zoon van acteurskoppel Ruby Dee en Ossie Davis. Zij waren allebei burgerrechtenactivisten, en persoonlijk bevriend met Malcolm X en Martin Luther King. Zijn strijdvaardigheid kreeg Davis dus met de paplepel mee: in zijn teksten klaagt hij regelmatig scheve situaties aan, hier en daar met een relativerende kwinkslag. Als kind hing hij ook aan de lippen van zijn grootmoeder, een ongeletterde vrouw uit Georgia, die op zeer smakelijke manier kon vertellen over haar verleden in het ruwe en gevaarlijke zuiden van de VS. Davis slaagt er als geen ander in om op zachtmoedige, maar soms ook harde manier “zijn” verleden te verhalen. The Adventures of Fishy Waters, een dubbelaar uit 2012, is daar het voorbeeld van: Guy Davis vertelt het verhaal van de zwerver Fishy Waters, die in allerlei situaties terechtkomt: van een lynchpartij tot het vruchteloos zoeken naar werk, en het klandestien meerijden met de trein.
En nu is er dus Kokomo Kidd, album nummer 17 op de teller. Guy Davis wordt hier onder andere bijgestaan door Fabrizio Poggi en Charlie Musselwhite op mondharmonica, maar zelfs zonder deze 2 rasmuzikanten is het album zeer genietbaar. De titeltrack vertelt het verhaal van Elmer Kidd, die niet alleen kolen leverde in het Witte Huis, maar iedere bewoner (en bij uitbreiding de politieke partij die de plak zwaaide op dat moment) ook voorzag van allerlei pleziertjes, groot en klein: “When liquor got cut down, Government almost shut down, They needed a bag man, Who looked like a rag man, Who better than a black man, To come serve the white man”. Davis maakt niet alleen kritische kanttekeningen bij het gedrag van zijn blanke of zwarte medemens, hij vertelt al eens diepmenselijke verhalen, zoals in “Wish I hadn’t stayed away so long”, opgedragen aan zijn moeder die vorig jaar overleed, en “She just wants to be loved”.
Guy Davis is ook een zeer goed mondharmonicaspeler, en hij werd in 2009 gevraagd om in “Finian’s Rainbow” de rol te spelen die in de jaren 40 door de legendarische Sonny Terry vertolkt werd. Davis, die al meer dan 20 jaar een grote fan is van deze mondharmonica-virtuoos, zette een tandje bij, en slaagde in de opdracht. “Like Sonny did” is een klein eerbetoon aan Sonny Terry, en zijn opmerkelijke manier van spelen.
Van alle 13 nummers op het album zijn er ook enkele covers, en de mooiste is ongetwijfeld “Lay Lady Lay” van Bob Dylan. Davis’ zachte stem brengt de gevoeligheid van de oorspronkelijke versie nog beter tot uiting, en het moet gezegd, hij is zeker en vast een betere zanger dan Dylan.
Naar het einde toe krijgen we nog een staaltje van die typische Guy Davis-humor in “Blackberry Kisses”: “I want to taste your kisses, Do they taste like sunshine, Do they taste like moonshine, I really hope it’s moonshine”. Want een iets oudere bluesmuzikant heeft graag wat drank in de buurt.
Kokomo Kidd is alweer een schot in de roos voor de 63-jarige Amerikaan. En een aanrader voor wie wil weg mijmeren in deze (iets mindere kouden) tijden.