“De Nederlandse Bukowski”, “het scabreuze buitenbeentje van de Nederlandse journalistiek”, “een chroniqueur van de zelfkant”, zo wordt schrijver Arthur van Amerongen (1959) in het voorwoord omschreven en daar is na lezing van Ik Arthur van Amerongen geen woord van gelogen.
U kent Arthur van Amerongen misschien van Brussel: Eurabia, een boek waarin hij over zijn belevenissen undercover in het multiculturele Molenbeek verhaalde en als drs. in de Semitische Talen, met als specialiteit islamitisch fundamentalisme, met kennis van zaken over de islam met haar vele beklemmende, levensverachtende aspecten en de toenemende verspreiding van het salafisme schreef. Na publicatie van zijn wedervaren sloeg de Moloch der Politieke Correctheid onverwijld toe en kreeg van Amerongen de Franstalige pers met haar machteloze kreten van ‘racist’ en ‘fascist’ en andere oogklepdragers als Bert Anciaux met hun onverzettelijk geloof in de multiculturele samenleving over zich heen.
Van Amerongen mag kortom als een volbloed Freigeist getypeerd worden. De titel Ik Arthur van Amerongen verwijst dan wel naar de picareske roman Ik, Jan Cremer uit de jaren zestig, het boek zelf kent een ander opzet: hier werden 150 autobiografische columns uit de Volkskrant gebundeld en voorzien van illustraties door Gabriël Kousbroek aka Gaap. De eigengereide auteur verkaste na liefdesperikelen in Paraguay en Rio de Janeiro, beschreven in de roman Mambo Jambo, naar wat hij zijn ‘datsja’ in de Algarve noemt. Daar wentelt hij zich bij momenten in zijn kluizenaarschap, doet veelvuldig aan pornosurfen of bezingt de liefde voor zijn raison d’être, zijn drie honden. De rijbewijs- en kinderloze (“Traag zaad”) expat schrijft geheel openhartig over drank, drugs, hoeren (troostmeisjes), pogingen tot geheelonthouding of zijn hypochondrie en gaat lekker vilein (“Mijn lievelingsstrand is geïnfecteerd met krijsend gebroed. Monkelend strompel ik door het zand: ik houd van kinderen, mits goed gaar”) tekeer. Of het nu over een vermakelijke beschrijving van de Duitse AA of over zijn lotgevallen met een hippiestel op rondreis in Zuid-Amerika handelt, van Amerongen doet beseffen hoe geestig en gevat literatuur kan zijn
Toch vloeien uit des schrijvers pen niet enkel scherts of schunnigheden: van Amerongen weet ook hartroerende columns af te leveren en onderhuids is heel wat somberte voelbaar: de naderende aftakeling of het verscheiden van zijn moeder (“Van de mooie trotse vrouw was in het godvergeten sterfhuis niets meer over dan een vel met knoken met een door de tumoren opgezwollen buik.”), maar ook van zijn vader, broertje, ex-vrouw, Gerrit Komrij en andere leeftijdsgenoten en zielsverwanten, vaak door kanker weggemaaid. De onbeduidendheid van het bestaan, daar draait het ten langen leste allemaal om: “Het leven is een boottochtje op de Dode Zee van tranen en ik probeer het tenminste nog een beetje gezellig te maken. Tegen beter weten in, zeg je dan.”
Vaak doet Ik Arthur van Amerongen schaterlachen en de Vlaamse lezer die iets afweet van de vele vermelde BN’ers waaronder Rob Oudkerk, Ton van Royen of Micha Klein zal de columns wellicht nog beter kunnen smaken. In een wervelende, uiterst vermakelijke no-nonsense stijl en met de subtiliteit van een ochtendhumeurige Jeremy Clarkson laat de schrijver hier zijn rebelse en puntige proza op de lezer los. Hij vuurt met een meesterlijke taalbeheersing bon mots (“Als een mens na zijn vijftigste eens wakker wordt zonder pijn, is hij dood.”), kostelijke neologismen, maffe personages, pittige scheldwoorden (rugtuffer, valse broodpoot, ouwe koekwous, aluinzuiger) en kolderieke dialogen af, en of het nu om godvruchtige luchtverkopers, Gutmenschen, feministen of ‘Zwarte piet is racisme’-kraaiers gaat, ze zullen altijd kop van Jut bij van Amerongen zijn.
Ik Arthur van Amerongen is een werk dat best stukje bij beetje genuttigd wordt. De achteloze, vaak bekoorlijke tekenstijl van Gabriël Kousbroek komt helaas wegens de te kleine illustraties niet altijd tot zijn recht en uiteraard heeft van Amerongens tussendoortje geen eeuwigheidswaarde, amusementswaarde des te meer. Wie graag oprecht ontroerd wordt of zich voor even aan de muffe geur van kleinburgerlijkheid of verstikkende politieke correctheid wil onttrekken, gaat best in het hoofd van Arthur van Amerongen postvatten.
John Cossement