Begin jaren negentig startte NOFX-voorman Michael Burkett, beter bekend als Fat Mike, het Fat Wreck Chords-label, dat samen met onder meer Epitaph een melodische punkvariant aan de man bracht die gaandeweg met de titel skatepunk werd bedacht. Hoewel de hoogdagen van het label en het genre al een tijdje achter ons liggen (ja toch?), zijn er een paar oudgedienden die onlangs nog eens nieuw materiaal inblikten. Het ideale moment om na te gaan wat ervan is.
Strung Out – Transmission.Alpha.Delta
Een band die intussen ook al een kwarteeuw aan de weg timmert (en dat met nog drie originele leden in de rangen) en met Transmission.Alpha.Delta toe is aan album #8. In de loop der jaren vond Strung Out zijn formule — vlotte punk met een forse dosis metal en een, voor het genre althans, opvallende complexiteit — en daar wordt voorzichtig op gevarieerd. Voor grote verrassingen of al te boude uitspraken moet je dan ook niet bij Strung Out zijn, ook al gaat het kwintet van start met een sample uit het geniale The Great Dictator. De twee gitaren kruisen elkaar voortdurend en verwijzen volop naar 80s speed/thrash, de drums klinken gejaagd en worden volgepompt met ratelende basdrumroffels, maar ze wegen nooit op tegen de dominantie van de kapotgepolijste, melodische zanglijnen van Jason Cruz.
De band doet z’n ding binnen die nauw afgezette zone en hoewel dat hier en daar prima resultaten oplevert, zeker in (relatief) directe songs als “Rats In The Walls” en met metal geïnjecteerde lappen als “Black Maps”, zijn er te veel aspecten die na verloop van tijd danig op de zenuwen beginnen te werken. Zo zijn “Modern Drugs” en “Westcoasttrendkill” ondanks het spierballengerol, vooral punk op maat van een MNM-publiek, doen de zanglijnen en -effecten steeds vaker denken aan gruwelbands als Linkin Park en valt op dat die songs eigenlijk allemaal een minuut (of twee) te lang zijn. Punk hoeft zich niet aan regels te houden — dat bewezen the Minutemen dertig jaar geleden al — maar drie kwartier voor amper een dozijn songs, dat doet bij ons een lichtje branden: stront aan de knikker. Dan zijn de knappe schilderijen van Cruz in het artwork veel interessanter dan de drammerige songs op Transmission.Alpha.Delta.
Good Riddance – Peace In Our Time
Dan liever die van Good Riddance, ook al opgericht in het jaar van “J’aime la vie”(!), die er op hun achtste plaat veertien songs doorjagen in zevenentwintig minuten. Alhoewel. De band blijft dan wel dichter bij de traditionele ‘kort, snel & melodieus’-koers van het label, is sociaal geëngageerd en heeft eigenlijk wel vinnigheid te over, maar kan niet voorkomen dat deze songs klinken alsof je ze allemaal al eerder hoorde. Geen twee keer, maar vijftien keer. Hier en daar zijn er even passages die wat anders lijken aan te kondigen (de agressieve riff van “Take It To Heart”) waarin de band aardig van jetje geeft (“Our Better Nature”, “Dry season” met dat hysterische gekeel eronder), maar uiteindelijk is dit gewoon melige punkpop in een ruig jasje, die niet half de energie of overtuiging aan de dag legt van, pakweg, OFF! of Obliterations, die al net zo verankerd zijn in de roots, maar vlammen met overtuiging. Wie hoopte dat er dus iets nieuws te beleven zou vallen, acht jaar na die split en de recente reünie, is eraan voor de moeite. Is Bad Religion dan toch de enige resterende band die kan uitpakken met ultramelodieuze punk zonder te gaan klinken als een stel 14-jarigen in een Fanta-reclame? Help.
The Real McKenzies – Rats in The Burlap
Laatste kans. Maar eerst een bekentenis: we hebben hier doorgaans … moeite (beleefd uitgedrukt) met folkpunk die vooral doet denken aan het gebral van zatte Schotse toeristen op de Anspachlaan in Brussel en de geforceerde joligheid van Chirokampen (klopt, wij waren dat kereltje dat op z’n twaalfde thuis boeken zat te lezen). Flogging Molly, Dropkick Murphys, The Mahones … dat soort boertige boel komt er bij ons dus niet in. En dus leek het bij voorbaat al uitgesloten dat we een nieuw album van The Real McKenzies (intussen ook al bijna een kwarteeuw bezig), vaandeldragers van de Celtic punk, gingen uitzitten. Maar kijk, het valt allemaal nogal mee. Ondanks het feit dat je te maken hebt met een stel Canadezen (!) in geruite rokjes, die in de weer zijn met doedelzakken, fluit, en hoempaparitmes voor een opgefokte volksdans, blijkt dat die van The Real McKenzies ook wel weten hoe ze een song in elkaar moeten steken, waarbij je het hen vergeeft dat zanglijnen eigenlijk gewoon akkoordenreeksen volgen. Dat zanger Paul McKenzie een overtuigende combinatie neerzet van een Schotse barman en Serj Tankian, is een prima bonus.
De teksten lezen ook als een vermakelijke reeks volksverhalen die op een snuggere manier gemeenplaatsen uit folktradities invulling geven. Met hier en daar een compacte old school gitaarsolo (“Up On A Motorbike”), de vlam in de pijp met wat vurige straatrock (“Who’d A Thought”) of een gerecycleerde, maar memorabele zanglijn (“Midnight Train To Moscow”). En dan is er natuurlijk nog het obligate (semi-)akoestische drinklied en een geinig, maar geslaagd stukje onzin als “Bootsy The Haggis-Eating Cat” — over, wel ja, de titel zegt het – dat verpakt is in geplukte bas en een krappe gitaarpartij. Kortom: er valt te discussiëren over de inkleding (al gaan we ons niet excuseren voor een allergische reactie hier of daar), maar The Real McKenzies weten wél hoe ze afwisseling in een plaat moeten steken en kunnen korte, maar levendige songs schrijven waarmee een groot publiek te bereiken valt zonder dat flauw gedaan hoeft te worden.
Excuseer ons terwijl we Rocket To Russia nog eens gaan opgooien.