Bandjes met geitjes: het zijn er ondertussen een kleine kudde geworden. Zo heb je Goat (psychedelica), The Mountain Goats (indiefolk), Goatwhore (death/thrashmetal), Florence and The Machine (gei(n)tje) en ga zo maar door. Maar de logste, zwaarste en luidste Capra Hircus is na een stilte van veertien jaar eindelijk weer opgestaan. Welkom terug Goatsnake!
Goatsnake ontstond in 1996 door een gelukkige samenloop van omstandigheden. Na het uiteenvallen van de beruchte doommetalband The Obsessed zochten drummer Greg Rogers en bassist Guy Pinhas een nieuwe band. Ze begonnen te jammen met de jonge, enthousiaste Greg Anderson, toen nog enkel bekend van een enkele minder bekende projecten zoals Thorr’s Hammer en Burning Witch. Toen ze hoorden dat zanger Pete Stahl, bekend van de legendarische punkgroep Scream ook een nieuwe uitdaging zocht, was de puzzel snel gelegd. Qua sound werd er verdergeborduurd op het geluid (en vooral de loodzware riffs) van The Obsessed, die werd geïnjecteerd met een stevige portie groove. Het atypische, soulvolle stemgeluid van Stahl gaf het geheel een onverwachte melodieuze toets.
Toen in 1999 het eerste album van Goatsnake verscheen, gooide de opmerkelijke sound van de band meteen hoge ogen in de alternatieve metalscene. Goatsnake Vol. 1 kreeg quasi meteen goed voor een cultstatus van jewelste, net als opvolger Flower Of Disease dat een jaar later verscheen. Maar in 2001 zochten de vier andere oorden op, en werd Goatsnake op het schap gezet. Goatsnake dook sporadisch nog eens op met een paar EP’s en een occasioneel optreden, maar een echte reünie zat er niet in. Tot er in 2014 het bericht kwam dat er aan een nieuwe LP werd gewerkt.
Guy Pinhas is er helaas niet meer bij, en werd vervangen door Scoot Renner (Sourvein), maar voor de rest is er weinig of niets veranderd aan het geluid van de band, kunnen we met opluchting na de eerste luisterbeurt van Black Age Blues met enige geruststelling constateren. De riffs van Anderson zijn nog steeds uit een kokende blok grafiet gehouwen, net als de snoeiharde mokerslagen van Rogers, en Pete Stahl’s klinkt als vanouds als een gospelzanger in de kerk van Beëlzebub. Topproducer Nick Raskulinecz (Foo Fighters, Deftones, Rush en Mastodon) geeft de plaat ook een moddervette sound mee die Goatsnakes power en punch ten volle uit de boxen doet daveren.
De drie nummers die Black Age Blues in gang trappen zijn dan ook stuk voor stuk beesten van songs. Openingstrack “Antoher River To Cross” trapt na een heel mooie intro met zware voeten de deuren van het stonerwalhalla open met een gortdroge monsterriff, moordende groove en -verrassing!- een gospelkoor dat Stahl’s zang extra ondersteunt, en de rest van de plaat regelmatig zal opduiken. Maximaal effect heet dat. Ook “Elevated Man” is een dijk van een nummer, met dank aan de geweldige hook die Anderson uit zijn gitaar sleurt en de mondharmonica van Stahl die zijn duivels ontbindt. Die duivels zijn ook aanwezig in “Jimi’s Gone’ (een eerbetoon aan Jimi Hendrix) wanneer Anderson een knaller van een solo bovenhaalt tijdens de beestige breakdown middenin het nummer. Een stevige opsteker in deze voor de rest goede, maar niet geniale midtempo stamper.
”Granpa Jones” opent met een van de beste sludgeriffs van de plaat, en legt verder erg verdienstelijk parcours af, maar bij “Coffee & Whiskey” krijgen we de eerste dip in de plaat. Pete Stahl heeft nogal eens de gewoonte om zich geen fluit aan te trekken van het ritme en melodie van de muziek, maar dat durft soms wel eens een beetje uit de hand te lopen. Zo ook bij “Coffee & Whiskey”, wat verder geplaagd wordt door een nogal zeurderig refrein (”Coffee, whiskey, till the cows are coming home, herhaal, herhaal). Gelukkig sluit “Breakfast With The King” het eerste deel van de plaat af als een zwelgpartij in een beenhouwerszaak. Volle bak staccato en een ziedende walm van stomende alcohol en verkapte karkassen, zo hebben we onze stoner graag.
Het tweede deel van de plaat opent met de titeltrack “Black Age Blues”, dat aanvankelijk weer swingend, maar ook wat clichématig van wal steekt, maar zich halverwege grandioos herpakt met een kolossale doomriff die het nummer naar het einde sleurt. “Deathwish” is dan weer de grootste verrassing op de plaat. Goatsnake pakt hier als het ware uit met een old school Kyuss-nummer dat moeiteloos naast het betere werk van de jonge Josh Homme kan staan (die riff ook weer!). Maar bij “Graves” is de originaliteit helaas weer even verdwenen, en worden we nauwelijks warm van het weinig inspirerende gitaar- en zangwerk. Helaas vindt het nummer deze keer geen tweede adem, waardoor dit het enige nummer van de plaat is waar de naald van de platenspeler over durft springen.
Bij de laatste twee songs van Black Age Blues is dat gelukkig niet nodig. “House Of The Moon” kan rekenen op een eenvoudig, maar ijzersterk refrein (dat gospelkoor weer) en een uitstekende bluesy feel, die ook terug te vinden is in afsluiter “A Killing Blues”, dat vooral imponeert wanneer er gas wordt teruggenomen, om dan (na een a cappella kippenvelmomentje) als het ware explodeert in een grandioze finale. Een oververdiend einde van een toch wel sterke plaat, ondanks het feit dat het niveau van Black Age Blues niet constant op dezelfde hoogte weet te blijven, en zelfs een paar dipjes kent. Maar de eindbalans slaat toch stevig uit in het voordeel van Goatsnake, dat zelfs na een lange winterslaap uitblinkt in waar het goed in is: gigantische stonerbommen droppen. Neem zeker uw schuilkelder mee naar Desertfest (9-11 oktober in Trix), waar Goatsnake één van de headlinders is.
O, en mocht u zich afvragen waarom de volgorde van de nummers anders is dan op Spotify, en ik het over twee nummers heb waar u nog nooit van gehoord heb: koop de vinyl, gierigaard.