“Sleaford Mods herleidt de broertjes Gallagher tot twee kibbelende pekineesjes. Hondsbrutaal”,
zo twitterden we eerder dit jaar na afloop van hun concert in de Beursschouwburg. Sindsdien
is het hard gegaan voor dit duo: veel media-aandacht, uitmuntende recensies voor hun liveshows en
nu een nieuw album dat de storm niet meteen zal doen liggen. Integendeel.
Nochtans timmert Sleaford Mods al jarenlang aan de weg. In 2007 namen de heren hun eerste
zelfgeperste cd’s op en sindsdien tourden ze haast onafgebroken door het Britse vasteland. Key
Markets is alles bij elkaar genomen het achtste album van Sleaford Mods, hun eerste sinds ze na
het plotse succes hun job opgaven. Veertigers zijn het inmiddels, Jason Williamson die de teksten
schrijft, en Andrew Fearn die voor de bijbehorende muziek zorgt. Heel repetitieve, minimale muziek is
het; dwingende baslijnen en rudimentaire beats waarover Williamson fulmineert, ervan uitgaande dat
de creativiteit in de Britse muziekscene onbestaand geworden is. Sleaford Mods zorgt voor wat
broodnodige punkspirit. Luister naar het pittige “No One Bothered” op dit nieuwe album en besef
dat je anno 2015 niet dichter geraakt bij Johnny Rotten, The Clash en het anarchistische Camden
Town.
Sleaford Mods is de voorbije jaren productiever geweest dan een koppel konijnen in volle paartijd
en dook recent op albums van onder meer The Prodigy en Leftfield op. Maar die populariteit heeft
hun geloofwaardigheid niet aangetast. Key Markets wordt gekenmerkt door een grote DIY-
aanpak en de band doet nog steeds geen concessies. Nog altijd trekt Williamson knorrig en
misnoegd van leer tegen het kapitalisme. De Londense burgemeester Boris Johnson (“Boris on a bike,
quick knock the cunt over”) moet eraan geloven in “Face To Faces”, net als een resem
britpopbands. Zelfs met het Britse strippersonage Bruintje Beer wordt in “Rupert Trousers” de
spot gedreven, als icoon voor welvaart en rijkdom. Waarom zo furieus tekeer gaan? “Only to
remember that you still remain”, zoals het klinkt in “Silly Me”.
Key Markets refereert aan een Britse grootwarenhuisketen uit de jaren 1980, waar
Williamson als kind met zijn moeder heen trok. De inspiratie voor dit album kwam dan ook uit het
dagelijkse leven, wat vaak de mooiste verhalen oplevert. Ook de bandnaam werd niet ver gezocht, zo
is Sleaford een dorp niet ver van Nottingham, — waar het duo vandaan komt, — en een Mod
gewoon een Britse kerel. Net als Mike Skinner van The Streets, waar Williamson al eens mee
vergeleken wordt, beschrijft Sleaford Mods (het al dan niet worstelen met het loskomen van) tradities
en conventies. Williamson bedient zich hierbij van een uitgebreid vocabularium. Zo hadden wij alvast
nog nooit gehoord van een “lucky little tit-cake” (“Bronx in A Six”).
“Catch Sleaford Mods while you can, they won’t be angry forever”, kopte het Britse dagblad The
Times enkele weken terug. “Weinig progressie, enkel meer agressie”, zo lazen we op een andere
Britse site. Toegegeven, er zit weinig evolutie in de nummers, die evengoed van de prima
voorgangers Divide And Exit of Austerity Dogs zouden kunnen komen. Fuck Off,
zou het antwoord van Sleaford Mods zijn. Wij raden u alvast aan om de band eens live mee te
maken. De woede, maar ook de humor komt op een podium pas ten volle tot uiting. De pezige Fearn
plaatst zijn laptop op enkele bierbakken en draait er met de handen in de zakken op een half uurtje tijd
een volledig sixpack pils door, terwijl de ongewassen Williamson zijn teksten letterlijk en figuurlijk
uitspuugt.
Zo zie je maar dat trends moeilijk te voorspellen vallen, de BBC en andere Watchers
ten spijt. Years & Years zijn we nu al vergeten, 2015 is het jaar
van Sleaford Mods. In al hun simpelheid en ultradoeltreffendheid vormen deze twee heren de uniekste
band van het moment.