Kurt Sutter, bekend als scenarist van The Shield en de bedenker van Sons of Anarchy, waagt zich met Southpaw voor het eerst aan een scenario voor een langspeelfilm. Benieuwd wat dat gaat worden, denk je dan. Tot je hoort dat het verhaal oorspronkelijk bedoeld was als vervolg op 8 Mile, de officieuze biopic van en over rapper Eminem. Oeps.
Dat idee werd uiteindelijk opgeborgen nadat die laatste besliste om zich meer op zijn muziekcarrière te concentreren. Een aantal rewrites later werd de film omgebouwd tot een boksdrama waarin Billy Hope (Jake Gyllenhaal) niet alleen vecht om zijn slabakkende carrière te herstarten, maar ook om het hoederecht over zijn dochtertje te behouden. Hope verloor de voogdij over zijn kind namelijk nadat zijn vrouw Maureen (Rachel McAdams) werd neergeschoten op een fundraiser.
Het verhaal mag dan wel niet meer gaan over een blanke rapper uit een achtergesteld milieu die zich moet bewijzen in de harde wereld van de underground hiphop, toch toont Southpaw meer overeenkomsten met films als 8 Mile dan verschillen. Billy Hope groeide op in een weeshuis in de New Yorkse wijk Hell’s Kitchen, waar hij zijn vrouw en vrienden leerde kennen. Als bokser werkte hij zich op van complete nobody tot wereldkampioen in zo ongeveer elke mogelijke competitie. Hoewel hij in feite niet kan boksen – voetenwerk en verdediging zijn hem vreemd – heeft hij toch een winrate van 49 tegen 0. Met dank aan een harde kop en veel karakter, weet u wel.
Doorheen zijn carrière transformeert underdog Billy tot ‘The Champ’, tot zijn vrouw dan komt te gaan en Billy de geneugten van drank en drugs (opnieuw) ontdekt. Zijn vrienden, die hij eerder om de zoveel tijd voorzag van een nieuwe Rolex, laten hem in de steek en zijn manager Jordan Mains (Curtis Jackson, beter bekend als 50 Cent) wisselt hem in voor zijn grootste concurrent. Op de koop toe neemt de kinderbescherming zijn dochtertje Leila (Oona Lawrence) van hem af. Wat de weg dus vrij maakt voor een nieuw from rags to riches verhaal. Billy gaat te rade bij Tick Wills (Forest Whitaker), de trainer van de enige bokser die Billy ooit echt verslagen heeft – waarschijnlijk omdat die wèl doorhad dat de kunst van boksen net is om niet constant op je smoel te krijgen. Enfin, die Tick Wills blijkt dan een gedesillusioneerde alcoholist te zijn die in zijn armetierige boksclub een paar jongeren uit de projects op het rechte pad probeert te houden. Eerst wil hij Billy niet trainen, maar later weer wel. In een finaal gevecht tegen grote concurrent Escobar blijkt Billy nipt te winnen. Weer geld op de bank, herenigd met zijn dochtertje, eind goed, al goed.
We hebben dus een verhaal dat met haken en ogen aan elkaar hangt en waarin de clichés zich op zo’n manier opstapelen dat je na een half uur begint te geloven dat je naar een parodie aan het kijken bent. Niets is minder waar. Het script van Sutter is pijnlijk ernstig, net als de regie van Antoine Fuqua. Die laatste probeert, ere wie ere toekomt, echt heel hard om er een serieuze film van te maken.
Er zit duidelijk een idee achter Fuqua’s regie. Hij wil de film heel subjectief in beeld brengen; de kijker moet de gebeurtenissen van de film meemaken zoals Billy Hope dat doet. De cameravoering houdt gelijke tred met Billy’s mentale toestand. Hyperactief en terend op adrenaline op het hoogtepunt van zijn carrière, chaotisch en verward in zijn mindere periode, evenwichtiger en kalmer als hij terug recht weet te kruipen. Intelligente ingrepen, maar ze komen niet uit de verf. Voor elke slimme truc die Fuqua uithaalt, slaat hij ook een flater. Meest typerend: in de laatste boksmatch van de film last hij een shot in van de lege stoel waarop vrouwlief Maureen, op dat moment al driekwart film dood, tijdens de match gezeten zou hebben. Ja, dat soort shot. Net als je denkt dat dàt cliché je dan toch bespaard zou blijven.
De saving grace van de film is zonder meer het acteerwerk. Jake Gyllenhaal zet een verbluffende prestatie neer als de getormenteerde Hope en Forest Whitaker weet zijn personage met een minimum aan materiaal toch oprecht te maken. Over de fysieke transformatie van Gyllenhaal is al veel gezegd en geschreven. Dat soort kunstgrepen krijgt, hoe indrukwekkend ook, vaak meer aandacht dan ze waard zijn – Gyllenhaal levert hier ook zonder zijn imponerende gestalte een vertolking af die nog maar eens bevestigt dat hij één van de beste acteurs van het moment is.
Southpaw stelt op veel vlakken teleur. De regie van Fuqua is, alle goeie bedoelingen ten spijt, te halfhartig om te overtuigen, het script zit vol gaten en de bijrollen staan te acteren als houten klazen. Jammer, want op zich is het idee van een bokskampioen die van zijn voetstuk valt en in een heel ander strijdperk terecht komt (dat van het rechtssysteem) best een interessant uitgangspunt. De uitwerking is alleen volkomen ondermaats. Alle punten die deze film nog scoort, komen zonder meer op het conto van Gyllenhaal. Verbluffend acteerwerk in een film die voor de rest zinkt als een baksteen.