Australië zendt haar zonen en dochters uit. In navolging van Courtney Barnett is er nu ook
de jonge singer-songwriter Fraser A. Gorman die vanuit down under op de proppen komt met
z’n debuutalbum Slow Gum.
In tegenstelling tot Barnett brengt Gorman geen krakkemikkige rock, maar aan
folk verwante muziek die baadt in een nostalgische en zomerse sfeer. Fraser A. Gorman
groeide op in het kuststadje Geelong, een stad die net zoals Detroit groot geworden iwas door
de automobielindustrie. Om aan zijn muziekcarrière te werken verhuisde hij naar Melbourne
waar hij in contact kwam met Courtney Barnett, die hem de kans gaf om een album uit te
brengen op haar eigen Milk! Records label. Waar hij op zijn debuut EP Fraser A.
Gorman nog grossierde in traditionele folk, trekt Gorman op Slow Gum een
blik bredere invloeden en klanken open, waarin vooral de invloed van het legendarische Big
Star niet weg te denken is. Want Gorman mag dan wel uit Australië afkomstig zijn, dit is muziek
die Amerikaanser dan Amerikaans klinkt.
Het eerste waar je aan denkt als je een foto van Gorman ziet is dat hij wel wat
weg heeft van de jonge Bob Dylan. Zeker in profiel lijkt hij met z’n krullenbol wel diens
hedendaagse reïncarnatie en ook de albumhoes roept herinneringen op aan de iconische hoes
van The Freewheelin’ Bob Dylan. Waar hij op zijn EP nog klonk als een Dylan-
kloon, lijkt hij hier nu al wat meer gerijpt, als een eerste stap op weg naar eigen muzikale
identiteit. Nochtans begint het album met “Big Old World” nog met een rustig wegtokkelende
aangename zomerse folksong (“Big old world on a sunny afternoon”). Maar voor het overige
wordt Slow Gum vooral gekenmerkt door een reeks songs (“My Old Man”, het
sterke “Shiny Gun”, “Broken Hands”) die zich ergens tussen folkrock en sixties pop bevinden,
het territorium waar wijlen Big Star zich in de jaren ‘70 zo graag ophield.
Verder in het album komen andere inspiratiebronnen van Fraser A. Gorman naar boven. In
het lichtvoetige en goedgeluimde “Book Of Love” worden op een knappe en geïnspireerde
manier herinneringen aan de sprankelende pop van The Kinks anno 1968 opgeroepen, zonder
echter als een inspiratieloze kopie over te komen. “Blossom & Snow” daarentegen valt aan
de verkeerde kant van de balans door dan weer net te veel als een pastiche van Bruce
Springsteen ten tijde van Nebraska te klinken. Soms slaat Gorman de bal een
beetje mis: met zijn blazers klinkt “We’re All Right” te bombastisch in vergelijking met de rest
van het album en “Never Gonna Hold You (Like I Do)” is met z’n overbodig koortje een
allesbehalve memorabele song.
Met Slow Gum bewijst Fraser A. Gorman dat hij wel degelijk sterke songs weet
neer te pennen. De invloed van zijn grote voorbeelden op zijn werk vallen misschien nog net
wat te zwaar, maar evengoed is dit een album van een artiest die langzaam aan zijn eigen
smoel begint te vinden. Helemaal is hij er nog niet, maar het is zeker een naam in het nota-
schrift onder de rubriek “op te volgen talentvolle jonge muzikanten” te noteren.
undefined