En het Noorse Va Fongool blijft naarstig in de weer met het promoten van avontuurlijke
improvisatie, waar doorgaans de eigen jonge garde bij betrokken is. Hieronder weer een aantal recent
verschenen releases, die stuk voor stuk een ander facet van die eindeloos vertakte wereld uit de
doeken doen.
Russell/Beresford/Edwards/Liavik Solberg – Will It Float?
De jonge Noorse drummer Ståle Liavik Solberg in een Britse onderonsje. Gitarist John Russell
(met wie de drummer regelmatig in duo speelt) en multi-instrumentalist Steve Beresford, hier in de
weer met ‘objects & electronica’, zijn intussen al meer dan veertig jaar muzikale partners. Met
bassist John Edwards erbij kunnen ze ruim meer dan een eeuw ervaring voorleggen als sterkhouders
van de Britse improvisatie. Kortom: veel geschiedenis voor één band, maar de indruk die het langst
nazindert bij Will It Float? is die van speelsheid en vrij avontuur, niet die van stugheid of ernst.
Al is dit natuurlijk niet voor iedereen: net als het album van Easel een tijd geleden, is dit een
werkstuk dat het vooral moet hebben van onbevangen impro, abstract spelen met timbres en textuur,
en hier en daar wat frictie.
Met Russell en zijn akoestische gitaar aan boord, zit je meteen ook met een beperking. Dan kan je
er als drummer niet zomaar op los beginnen ratelen, en het samenspel is dan ook eerder prikkelend
dan overdonderend. Vanaf de titeltrack krijg je een combinatie van klanken die met dosering en soms
wat humor gecombineerd worden. Beresford is in de weer met speelgoed, belletjes en plots zeurende
elektronica, de rest boetseert er rond met stuiterende percussie, resonerend metaal en nerveuze tics.
Het ene moment met een excentrieke potten- en pannensound die wordt doorkruist met knisperende
elektronica (“Light Impermeable”), daarna met het gedoe van een timmeratelier dat transformeert in
een minimale puls (“Buoyant”). Een ongedurig, nerveus album dat ondanks die eindeloze
klankenuitwisselingen verrassend coherent klinkt. Missie geslaagd, dus.
Het album verscheen enkel op vinyl, in een gelimiteerde oplage van 300 stuks.
Nørstebø/Strid/de Heney – Oslo Wien
Opnieuw te situeren in het veld van de vrije improvisatie, maar toch heel anders dan het vorige. En
meteen een dubbelalbum, dat twee concerten bevat die daags na elkaar plaatsvonden en aantonen
dat de resultaten soms vrij sterk kunnen verschillen. Het concert in Wenen (cd 2) vond plaats in een
ruimte met een andere akoestiek – i.e. een sterkere galm – dan dat van de dag erna, en dat heeft
duidelijk ook impact op het samenspel en de individuele ruimte. Dat is ook iets dat een goede
improvisator kan onderscheiden van een minder begenadigde. Het heeft immers niet alleen te maken
met individuele bagage en techniek, of het vermogen om te kunnen spelen met muzikanten die je al
dan niet goed kent, maar ook om je aan te passen aan de sound of vibe van een ruimte.
De jonge trombonist Henrik Nørstebø kennen we al van As Deafness Increases,
Skadedyr en het
puike Lana Trio (met
pianist Kjetil Jerve en Large
Unit-drummer Andreas Wildhagen), en ook hier maakt hij indruk met een brede waaier aan stijlen,
een indrukwekkende controle en een gans arsenaal aan technieken. Hij kan die trombone iel laten
zingen, laten pruttelen en stotteren, en een eenheid laten vormen met het al even genuanceerde spel
van de veteranen aan zijn zijde. Drummer Raymond Strid draait al jaren mee in de Zweedse impro, als
sparringpartner van o.m. Mats Gustafsson (Gush), Martin Küchen (Trespass
Trio), Barry Guy (New Orchestra) of een combinatie (Tarfala Trio), terwijl de iets minder bekende Nina de Heney, die ook in duo speelt
met Nørstebø, zich de voorbije jaren ook ontpopte als een van de indrukwekkendste, in Zweden
gebaseerde bassisten.
De twee concerten/cd’s zijn vergelijkbaar van lengte – ca. 50 minuten – maar verschillend. De
kortere stukken van het concert in Oslo zijn grilliger, hebben een iets extremere dynamiek, neigen
soms naar een ingetogen jazz, maar bevatten ook heel wat ruime solomomenten en ritmische variatie.
Zo is vooral het derde stuk iets waar de geest van Paul Lytton doorheen lijkt te waren en is het
samenspel van Strid en de Heney erg geraffineerd in het vierde. Het tweede album bevat dezelfde
openheid, maar is muziek van de langere beweging, soms met een minimalistisch geduld of meer
soloruimte, maar hier en daar ook een bruisende, energieke interactie of momenten van bijna–
swing. Een coherent statement van een trio dat een mooi evenwicht vindt van solo- en
groepsinteractie.
Platform – Anthropocene>
Opnieuw een verschillende route, waarvoor drie jonge improvisatoren uit de scene van Oslo
gezelschap krijgen van de Franse klarinettist Xavier Charles. Het Antropoceen is volgens
Wikipedia “(…) de voorgestelde naam van het tijdperk waarin het Aardse klimaat en de atmosfeer
de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit”, terwijl de negen tracks (er is ook nog een
onvermelde bonus) genoemd zijn naar de Latijnse namen voor o.m. vliegen, kevers, vlooien, spinnen,
etc. Ook met de muziek krijg je een vrij brede staalkaart van de mogelijkheden te horen, al is het maar
omdat het kwartet beschikt over een schier eindeloos bereik aan buitengewone speeltechnieken.
Pianist Jonas Cambien (Karokh), celliste Katrine Schiøtt (Klang Kollektif, Moddi) en drummer Jan Martin
Gismervik (Karokh, Wolfram,
Monkey Plot) laten de traditionele rollen doorgaans voor wat ze zijn.
Dat betekent dat Cambien regelmatig in de buik van de piano duikt, de percussie eerder richting
wrijf- en ratelklanken gaat en de cello ingezet worden om timbres te verkennen, eerder dan melodieën
te introduceren. Ook Charles is bedreven in het aanwenden van technieken als circulaire ademhaling,
tongue slapping, e.d. om zo zijgen eclectische bijdrage toe te voegen. Het leidt in 10 korte
stukken (samen goed voor een dik half uur) tot een combinatie van vooral minimalistische brokken,
soms bezwerend, soms neigend naar het filmische met drone-elementen, een enkele keer even
knikkend richting kamermuziek of spelend met een meer conventionele aanpak, maar dat laatste is
een uitzondering. Anthropocene is een mooie, inventieve staalkaart die het verlengde ligt van
het minimalisme van Looper & co. Te ontdekken. En net als de andere releases in dit rijtje trouwens
voorzien van erg knap artwork.
Mummu – En Verden I Forandring 7”
Wat we twee jaar geleden
schreven over de eerste 7” single van het kwintet Mummu, dat is eigenlijk ook toepasbaar op de
tweede. De band bestaat uit muzikanten die in andere bands (o.a. Moskus, Skadedyr, Karokh) al hebben laten horen dat ze beschikken over techniek
en bagage, maar er hier een erezaak van lijken te maken om al die dingen, net als verwachtingen,
compleet overboord te kieperen. De twee kantjes van deze single klinken immers als de vruchten van
een stelletje savants die met de onbevangenheid van avonturiers die dezelfde dag een
instrument aanschaften aan het spelen slaan.
Je krijgt gegier, noisy gebrom, statische ruis en mechanische geluiden op je bord, en van daaruit
is het navigeren zonder GPS. Het geluid wordt voller, het volume gaat omhoog, maar van een
duidelijke structuur, laat staan een climax, is geen sprake. Het is de nonchalante aanpak van Ich B!n
Nintendo, maar dan met een nog excentriekere sound. Er zijn passages, zoals in de start van de B-
kant, die neigen naar lawaaierige gitaarrock, maar dit gaat eigenlijk over de aantrekkingskracht van
het onbekende, de semichaos en de esthetiek van een koppig wringen. Dat kan voor sommigen
bevrijdend in de oren klinken, voor anderen zal het iets hebben van een afstotende willekeur. Naar
gewoonte opnieuw in goede banen geluid door leermeester Lasse Marhaug.