Gestaag blijven de Belgen opduiken bij Clean Feed. Na Joachim Badenhorst (bij/met Baloni, Clarino, Tony Malaby’s Novela en Lama) en De Beren Gieren, valt nu ook pianist Bram De Looze te horen op een release van het Portugese label. En dat is in het Trio van de jonge Sloveense drummer Dre Hočevar, waarin de Amerikaanse cellist Lester St. Louis de derde twintiger is. Het resultaat is een uitdagend album met een verrassende maturiteit en samenhang.
Hočevar maakt deel uit van een nieuwe generatie Sloveense muzikanten die in de zone tussen jazz, impro en nieuwe muziek knappe dingen laat horen. Dat het label een partner is van het Jazz Festival van Ljubljana, zal er natuurlijk ook toe bijdragen, maar voor de drummer hebben ook saxofonist Cene Resnik en (vooral) pianiste Kaja Draksler al aardig wat zieltjes gewonnen. Dat zal voor Hočevar ook gelden, want net als debuutalbum Motion In Time laat dit album een artiest aan het werk horen die een brede bagage, avontuurlijk spirit en een eigen aanpak heeft. Dit album is een straf visitekaartje. Deze week speelt hij in New York met een ensemble waar ook zwaargewichten als Joe Morris en Nate Wooley deel van uitmaken.
De Looze, in deze contreien vooral bekend van het LABtrio, leerde Hočevar kennen tijdens zijn studies in New York, waar ze net als St. Louis (die einde vorig jaar ook in Vlaanderen was als lid van De Looze’s Septych) studeerden aan The New School For Jazz And Contemporary Music. En die ‘hedendaagse muziek’ is ook zeer prominent aanwezig op Coding Of Evidentiality, want dit reikt tot ver buiten de grenzen van de traditionele jazz. Door de instrumentatie, de balansoefening van gecomponeerd en geïmproviseerd materiaal, en een voorkeur voor meer abstracte oefeningen, blijft het voortdurend rondwaren in een prikkelende zone die minimalisme, kamermuziek en improvisatie verenigt. De Looze klinkt daarbij al net zo zelfverzekerd en origineel als zijn collega’s, voortdurend op de wip tussen subtiel verkennen en robuuste kracht.
Het mooie is dat je voortdurend het gevoel hebt dat het gaat om een echte democratie, een verbond waarin de muzikanten op gelijke hoogte staan, stokjes kunnen doorgeven en rollen overnemen. En tegelijkertijd (of net daardoor) overstijgt Hočevar ook wel de rol van de traditionele drummer. Dit gaat immers niet zomaar over ritmes aangeven, zelfs niet alleen over het aanhouden van een impliciete puls, maar om het vormgeven van de composities, het introduceren van elementen die de dynamiek bijsturen en nieuwe openingen creëren voor melodische en harmonieuze exploratie, en texturen. Iets wat de muzikanten wel gemeen hebben, want er zijn bvb. heel wat momenten waarop het vrije spel van St. Louis al bijna net zo percussief is als dat van Hočevar (zoals in het vrij bewegende “Post Resonance 1J7-36”).
Onvoorspelbaar is de muziek natuurlijk ook vaak. Vanaf opener “Form Of The Future Thought” krijg je een rondje ideeën aanreiken, met een focus die gaandeweg weliswaar vernauwt en waarin na een open start een steeds drukkere densiteit wordt opgezocht, met een drummer die steeds ook assertiever te werk gaat. Voor het langste stuk, “Critical Discourse Analysis (CDA)”, krijgt het trio gezelschap van elektronicaspecialist Sam Pluta, bekend van het Peter Evans Quintet en het Rocket Science kwartet, die de muziek met allerhande ruisende en knisperende ingrepen een futuristisch randje geeft. De ideeën van het trio worden verwerkt en na het gebruik van allerhande effecten terugkaatst in stotterende flarden. Dat had kunnen uitdraaien op een pompeuze overdaad, maar wordt gelukkig gedoseerd gebruikt, al zijn de naweeën voelbaar tot in “Representational Redescription”, dat haast aanvoelt als een oefening in timbre- en textuurverkenningen.
St. Louis’ compositie “Polymorphia”, verwijst vermoedelijk niet zozeer naar Penderecki’s compositie, als naar het concept van de polymorfie, het vermogen om meerdere vormen aan te nemen. Het is een stuk dat past in een reeks van stukken die met verrassend gemak tussen verschillende stilistische zones en temperamenten bewegen. Terwijl Hočevar op zijn debuut tekende voor een drumsolo, is die eer nu ook voor St. Louis, die in “Cello Interlude No. 1” indruk maakt zonder daarom meteen alles uit de kast te moeten halen. De afstand tot Ernst Reijseger in soundtrackmodus is ineens niet zo groot, terwijl ook aansluiting wordt gezocht bij een traditie van nieuwe – en kamermuziek.
Dat de drie enige ambitie hebben, spat van de plaat (en afzonderlijke titels), maar ze slagen er ook in om die om te zetten in resultaten die bewijs zijn van een avontuurlijke geest, een ruime bagage en een open vizier. Ongetwijfeld wordt dit voor velen een mooie kennismaking (dit is voor St. Louis ook nog maar de eerste verschijning op een album) met drie jonge kleppers van wie nog veel moois te verwachten valt. Als Trio of daarnaast.
Hočevar speelt op de volgende editie van het Jazz Festival van Ljubljana (waar België wordt vertegenwoordigd door Flat Earth Society, Dans Dans en Carate Urio Orchestra) met Pascal Niggenkemper, Joe Morris en Nate Wooley. We zijn van plan om daar verslag van uit te brengen.