Een blond kind van een Syrische vader en een Franse moeder, verhuizen van Frankrijk naar Libië, terug naar Frankrijk, naar Syrië, terug naar Frankrijk en dat in je eerste 6 levensjaren. Dat moet wel een fijne autobiografie opleveren.
Riad Sattoufs vader reisde van een klein Syrisch dorpje naar het grote Parijs in de jaren ’70. Op de universiteit ontmoet hij al snel een Frans meisje, Clementine, die Sattoufs moeder zal worden. Als ze afgestudeerd zijn en hun zoontje intussen geboren is, verhuist de familie eerst naar het Libië van Khaddafi. Zijn vader accepteert een aanstelling als docent aan de Universiteit van Tripoli. Maar al gauw verliest de familie letterlijk hun huis aan indringers die zich beroepen op het verbod van Khaddafi op privaat bezit. Clementine, de moeder van Sattouf, raakt ook al snel in de problemen. Ze neemt een baan aan als presentatrice van een Franstalig programma op de Libische staatsradiozender. Tijdens het lezen van een propagandatekst krijgt ze een hysterische lachbui. Het kost haar man enige moeite om haar eruit te praten. Sattouf herinnert zich ook de massa mensen die aanschuiven om onrijpe bananen te kopen en de namiddagen die hij al spelend doorbrengt met andere kinderen van buitenlandse docenten. Vanuit zijn kinderoogpunt zijn de strikte dictatoriale regels niet meer bizar dan de meeste andere regels.
Als Riads vader beslist om zijn familie naar zijn geboorteland Syrië mee te nemen, lopen de zaken al vanaf het begin bijna uit de hand. Hij heeft daar immers nooit zijn militaire dienst vervuld. Het kost hem dus wel wat dollars om de legerofficieren aan de grens te overtuigen om hem ongemoeid door te laten. Na een helse taxirit komt de familie aan in het geboortedorp van Riads vader. Vader en moeder worden onmiddellijk gescheiden in de mannen- en vrouwenvertrekken. De vrouwen krijgen daar de restjes van de mannen te eten. Intussen komt Riads vader te weten dat zijn broer achter zijn rug zijn deel van de geërfde familiegrond heeft verkocht. In ruil krijgen ze een groter huis op een ander stuk familiegrond. Dit wrijft de plooien tussen de twee broers toch niet meteen glad.
Clementine krijgt het moeilijk met de seculiere maatschappij. Het dorp is overladen met (menselijke) uitwerpselen en vuilnis en de leeftijdsgenoten van Riad zwaaien met stokken en bedreigen hem . De meeste kinderen in het boek zijn trouwens vrij gewelddadig. Ze vechten onder elkaar en imiteren de dictators die ze op televisie zien en zijn verzot op (namaak-)wapens. Als hun vaders echter thuiskomen, zitten ze stilletjes tegen een muur uit schrik om slaag te krijgen.
Het boek verwijst sterk naar de brutaliteit van een opvoeding die geen andere bron van autoriteit kent dan het monopolie op geweld. Het suggereert dat een cultus van kracht voortkomt van een zwaktegevoel. In dat opzicht is het bange kind een metafoor van een gekoloniseerd of onderdrukt land. Toen Sattouf in het landelijke Syrië ging wonen, had het land trouwens net twee oorlogen met Israël achter de rug. Het dorp van zijn vader was slechts 40 km verwijderd van Hama, een plaats die in 1982 het toneel was van een protestbeweging tegen Assad. Een protest dat door een immense slachtpartij door presidentiële troepen in de kiem gesmoord werd.
Sattouf ondergaat dit alles als een observerend kind. Volgens zijn vader zijn de mannen van Libië en Syrië pas echte moderne mannen. Zo moet zijn zoon ook worden: een Arabier van de toekomst.
Riad Sattouf is met deze graphic novel toch niet aan zijn proefstuk toe. In Charlie Hebdo had hij een wekelijkse strip: Het geheime leven van jongeren. Net voor de aanslag was hij echter gestopt bij het tijdschrift. Daarnaast heeft hij al enkele graphic novels gepubliceerd en verdiende hij ook al zijn sporen als cineast. In 2010 won hij zelfs een César voor beste film voor Les beaux gosses. Al deze invloeden balde hij samen in dit uiteindelijke drieluik. Een satirische kijk op de tegenstellingen tussen moslims en westerlingen, filmische scènes en een heldere verhaallijn. Tekentechnisch is het misschien niet allemaal perfect maar het werkt wel. Net zoals Satrapi met Persepolis vanuit het oogpunt van een jong meisje de Oosterse impasse bekeek met een naïeve tekenstijl, is dit boek het mannelijk evenbeeld. Een boek dat vlot wegleest, onderwijst en amuseert. Een verdiende winnaar van de Fauve d’Or, de prijs voor het beste album op het internationale stripfestival van Angoulême.