Zesde jaar op rij dat saxmagiër Colin Stetson opdaagt in België, en de eerste keer dat hij dat niet doet op z’n eentje, maar in bijzijn van zijn vrouw Sarah Neufeld. Dat is ook een uitstekende muzikante, zoals al bewezen werd op soloplaat Hero Brother, bij Arcade Fire en, iets vroeger, Bell Orchestre, maar naast Stetson staan, dat is eigenlijk een ondankbare opdracht. Hoe ga je je immers verweren tegen zo’n natuurkracht?
Niet dat er veel aan te merken viel op het concert. Net als op het album Never Were The Way She Was, dat verscheen op de dag van het concert (maar helaas niet te koop was – van een gemiste kans gesproken), kreeg je een erg mooie en intieme wisselwerking te horen, maar het gaat natuurlijk wel om Colin Stetson, de man die zijn verbazingwekkende techniek tot zo’n mate van perfectie wist te drijven, dat hij – zeker live – alle aandacht naar zich toetrekt. De nieuwe duoplaat werd bijna integraal uitgevoerd, maar de man was een stuk prominenter en (vooral) luider dan op het album.
Maar dat verdraagt die muziek ook wel. Die bassax door zo’n zaal als de Handelsbeurs horen grommen en daveren, het gaat ongetwijfeld een van de meest memorabele sensaties van het concertjaar worden. Maar ook op zijn andere instrumenten – deze keer de tenorsax en redelijk uitzonderlijke contrabasklarinet – blijft het een feest van de overrompeling, door die perfect uitgevoerde circulaire ademhaling, de stuwende ritmes, de zinderende melodische lijnen en soms de stem die ineens de kop opsteekt vanuit de keel en opgepikt wordt door de halsband met micro rond zijn nek.
Hij zou een lesje muziekonderricht kunnen afsteken, maar dat doet hij niet. Zoals gewoonlijk beperkte Stetson zich tot het hoogstnodige (idem voor Neufeld) en is het de muziek die voor zich mag spreken. En dat begint bij “The Sun Roars Into View”, de opener van Never Were The Way She Was, dat meteen de toon zet en de muzikale en persoonlijke verhouding van de twee benadrukt. Ze staan er vrij schuifelend tegenover elkaar in een actieve discussiehouding, waarbij de klank van de instrumenten soms daadwerkelijk in elkaar lijkt over te lopen. En als de ijle, woordenloze stemmen er dan ook aan te pas komen, dat is de ontroering compleet.
In “With The Dark Hug Of Time” krijgt de muziek, vooral dan door Stetsons onheilspellende geronk op de XL-klarinet, ook een wat sinistere ondertoon. Het is de suggestie van onderaards gebrom uit Hobbitland, niks minder. En dan een tribaal ritme, aangegeven door Neufelds rechtervoet, een stampend stammentempo dat de hoofden op en neer deed deinen. Maar soms ook muziek met een hemelse schoonheid en pakkende lichtheid. Hoewel de gracieuze altsax er deze keer niet aan te pas kwam, had “In The Vespers” dat verfijnde, haast sacrale van een ochtendgebed dat uit de hemel neerdwarrelt.
De twee speelden ook elk een solostuk, en het was vooral dat van Stetson, waarvoor hij voor het eerst de bassax omgespte, dat de hartritmes de hoogte in joeg en her en der hoorbaar de adem benam. De man als een strijder, of een kat die z’n prooi elk moment kan bespringen, heen en weer zien wiegen, dat instrument hypnotisch zwierend als een aankondiger van de Apocalyps, het blijft een van de must-sees van de hedendaagse muziek, een vertoning die alle wetten van de muziek en fysiek tart en monden doet openvallen van verbazing. Zelden zie je zoveel mensen die elkaar aanstoten, aan de mouw trekken, in verbazing en ongeloof. De zaal was zo goed als vol, maar eigenlijk vraag je je af waarom die man nog niet is uitgegroeid tot een fenomeen bij een breder publiek.
Het traag ronkende “Won’t Be A Thing To Become”, helemaal gebaseerd op een herhaald bassaxmotief, was een melancholische triomf, maar hoogtepunt en bravourestuk was niet onverwacht “The Rest Of Us”, dat sneller en scherper klonk dan de albumversie, met de kleppenbewegingen die uitvergroot werden tot een haast grotesk gehamer en een ademstoot die aankwam met een dodelijk impact. Hier vonden sax en viool ook het mooiste verbond, creëerden ze een breedbeeldfilm die je alle hoeken van de zaal liet zien. Al was het titelnummer van de plaat, helemaal aan het einde van de set, misschien wel het meest ontroerende, tedere moment, ondanks het volume en waanzinnige bereik van zo’n contrabasklarinet.
Het was een vrij kort concert (amper een uur, inclusief bisnummer), maar zoals gewoonlijk net op het juiste moment afgerond. De honger was niet helemaal gestild, maar dat kleine, knagende gemis herinnerde je tegelijkertijd aan wat je net ervoor gepresenteerd gekregen had. En ook al trok Stetson (vermoedelijk ongewild) de aandacht naar zich toe: het bleef een bijzonder compleet concert. Niet zo’n verbluffend spektakel als de soloconcerten, om de simpele reden dat de techniek daar nog meer centraal staat, maar wel met momenten van aandoenlijke tederheid en innig verstrengelde, muzikale liefkozingen. De werelden van ijselijk minimalisme, kristallijnen pop en pastorale folk in een bloedmooi, soms onwerkelijk evenwicht. Iets om naar te kijken met opgetrokken wenkbrauwen en een verbaasde, wat beteuterde glimlach om de lippen. Man, man.