Van hotste Belgische band naar grootste Belgische band: het is een stap die Balthazar met zijn derde album Thin Walls wel eens zou kunnen zetten.
Met voorganger Rats wist Balthazar de tonnen bladgouden lof van de pers al om te zetten in publiekelijk succes. Twee jaar touren als de beesten is daar niet vreemd aan. De zalen werden groter, hun bandnaam op de festivalaffiches ook. Momentum heet dat, wat ze begin vorig jaar ook nog eens een gouden randje meegaven met het verrukkelijke “Leipzig”, waarin ze een spookachtige weemoed koppelden aan hun minutieus uitgekiende groove. De hoop dat de band verder die richting uit zou maakt dat Balthazars derde album meteen ook een derde mijlspas vooruit is.
Thin Walls is de plaat van een band die de zon steeds lager ziet staan tijdens hun festivaloptredens, of ze soms al niet meer ziet wegens in de duisternis geprogrammeerd. Om na het concert het nachtleven in te duiken. Deze plaat is een tourdagboek. Geschreven in de tourbus, tijdens een haast twee jaar durende roes tussen feest en kater. Een roes waarin de bandleden constant op elkaars lip zaten (hence de titel) en waarin het Kuifje-gevoel van een beginnende band in het grote tourcircus plaatsmaakte voor een zelfbewuste band aan wie toekomt wat ze afdwingt. En die de verlokkingen van het tourleven best wel weet te plaatsen.
Zo klinkt Thin Walls ook. Luister naar het openingsnummer, waarin een melancholische zanglijn de loden zwoelte tempert. Dit vlijt zich tegen Arctic Monkeys AM aan. Het is de perfecte ouverture waarin een ongedwongen maar verraderlijke sensualiteit wordt gekoppeld aan een soort joie de vivre noire. Nieuwe single en voor de band mijlpaal “Bunker” is daar het toonbeeld van. Een moordende groove dimt de lichten van extatische nachttaferelen. “Nightclub” is door de ijzige zang van Maarten Devoldere jolijt met de handrem op en bovenal een dijk van een nummer. Wanneer de remmen toch al eens los mogen, leidt dat tot een parel als “Then What”, waarin een uitbundig refrein toch aan de ketting wordt gehouden door de strakheid die Balthazar nog steeds kenmerkt. Een wimperdikte verwijderd van de perfectie.
Kenmerkend voor hun producer Ben Hillier (Elbow, late Blur). Bands die hun euforie een weemoed of grilligheid meegegeven die hen boven het maaiveld doet uitstijgen. De toon van Thin Walls doet soms wat denken aan Blurs (jaha) voorlaatste plaat Think tank, alsof “On My Way To The Club” uitgegroeid is tot een volledig album. Zoiets. Nog een hoogtepuntje is “Last Call”, een soort “My Way” van deze generatie waarin de grote levensvragen voortaan niet meer gesteld worden omdat niemand toch het antwoord weet. En “True Love” mag een licht orkestraal orgelpunt plaatsen achter een plaat die een uitroepteken verdient.
Thin Walls is meer met de buik dan met het hoofd gemaakt, zonder dat de band hun karakteristieke cijfers na de komma vergeet. Het maakt dat ook dit derde album na een paar dozijn luisterbeurten nog steeds even fris klinkt. Het blijft een zeldzaamheid. En nu touren maar zeker. Nog wat plaatsen stijgen op de line-ups, nog wat grotere zalen vullen. Het songmateriaal daarvoor hebben ze.