De film:
Beertje Paddington werd in 1958 tot leven geroepen door kinderauteur Michael Bond en is sindsdien een stukje Brits cultureel erfgoed geworden. Boeken, tekenfilms en uiteraard eindeloze merchandising volgden, waardoor het knuffelbare figuurtje onderhand tot de jeugdnostalgie van drie generaties Britten behoort. Bij ons is Paddington minder bekend – of in ieder geval minder iconisch – maar dat verhinderde niet dat deze filmversie van Paul King flink scoorde aan de kassa’s. Hoewel je jezelf de vraag kunt stellen in welke mate de naam van de regisseur belangrijk is in dit geval: producent David Heyman was één van de drijvende krachten achter de Harry Potterfilms, terwijl regisseur King voordien voornamelijk tv-series regisseerde. Net zoals de gemiddelde Potter-regisseur, was hij wellicht weinig meer dan een gun for hire.
Hoe dan ook, het resultaat mag er wel zijn. Het verhaaltje had iets meer body kunnen gebruiken, ook al is het dan een kinderfilm, en voor de humor zijn de makers misschien iets te afhankelijk van slapstick, maar met al dat zit er een prettige, onschuldige sfeer in de prent, én genoeg grapjes die werken om ook de volwassenen bij de les te houden.
Als er een ding is dat Paddington gemeen heeft met Harry Potter, dan is het een vaagweg nostalgische sfeer naar een vervlogen Engeland – JK Rowling greep met haar fantasieën terug naar een Dickensiaanse sfeer, met Gotische kostscholen waar er nog met perkament en veer werd geschreven, terwijl Paddington zich wentelt in nostalgie naar het keurige middle class England van de jaren vijftig. Oké, de dochter van het gezin dat beertje Paddington adopteert loopt constant met een smartphone in haar handen, maar veel meer toegevingen aan de 21ste eeuw doet de film niet. Het verhaal lijkt vast te zitten in een geruststellende time warp: het gezin staat centraal, met een zorgzame moeder die huilt van ontroering wanneer haar dochter een vriendje mee naar huis neemt en een vader wier verantwoordelijkheidszin soms overslaat in saaiheid, maar die, als het er op aankomt, een groot hart heeft (hij lijkt gemodelleerd op Mr. Banks uit Mary Poppins). Je kan dat een conservatieve reflex noemen – aangezien de film gebaseerd is op bronmateriaal uit de late jaren vijftig is dat misschien ook niet zo verwonderlijk. Het gezinnetje dat Paddington idealiseert is oertraditioneel en de waarden die de prent hoog in het vaandel voert (“We’re family! And family sticks together!”), zijn op een aangename manier ouderwets. Paddington handelt in een nostalgische vorm van anglicisme die enorm comfortabel aanvoelt en jazeker, dat werkt.
Niet dat uw kinderen zich die bedenkingen zullen maken – die zien vooral een kleurrijke film over een beertje dat met vallen en opstaan leert hoe je een douchekop bedient en hoe een roltrap werkt. En over de kracht van familiale liefde om alle obstakels te overwinnen, ook al nemen die dan de vorm aan van een angstaanjagend strak gebotoxte Nicole Kidman.
De blu-ray:
Een beetje een teleurstelling. Ja, beeld en geluid zijn prima, daar niet van, maar de extra’s beperken zich tot zeer korte en strikt promotionele making of-featurettes, waarin iedereen dertig seconden lang mag kakelen over hoe fantastisch alles en iedereen wel was. Oh ja, en de blu-ray geeft je enkel de keuze tussen “Vlaams” en “Frans”, waarna hij ook standaard die versie van de film begint te spelen. De originele track staat er goddank ook op, maar dat moet je dus eerst verzetten voordat je plots naar Bent Van Looy zit te luisteren.