In 2013 werd ‘selfie’ verkozen tot woord van het jaar. Twee jaar later heeft het “fotografisch zelfportret, vaak gemaakt met de camera op armlengte en gepubliceerd op een sociaalnetwerksite” nog niets aan populariteit ingeboet. BOZAR spit met een dubbeltentoonstelling uit hoe het zat met (zelf)portretten doorheen de geschiedenis. Daarvoor begon ze met FACES THEN in de vijftiende eeuw, aan de wieg van het portret als zelfstandig genre in onze contreien.
FACES THEN. Renaissanceportretten uit de Lage Landen staat stil bij het idee dat voor lange tijd middelen om jezelf te profileren uiterst beperkt waren. Tegenwoordig bezit iedereen een camera en is de mogelijkheid om foto’s van jezelf via internet wereldwijd te laten circuleren een vanzelfsprekendheid. Enkele eeuwen geleden was het portret nog een exclusief voorrecht van de hoogste maatschappelijke klasse. Zelfprofilering en –herdenking waren een luxe en portretten waren een waardevol goed.
In het eerste luik van haar dubbeltentoonstelling toont BOZAR welke evolutie de portretschilderkunst doormaakte in de vijftiende en zestiende eeuw in de Lage Landen. In FACES NOW, het tweede luik, wordt een blik geworpen op de Europese portretfotografie sinds 1990. Door de presentaties tegenover elkaar te plaatsen, wordt duidelijk in hoeverre twintigste-eeuwse portretfotografie radicaal anders is van de portretkunst uit de zestiende-eeuw, maar ook hoe gelijkaardig ze kunnen zijn. Portrettypes, het gebruik van attributen om subtiel iets te vertellen over de persoonlijkheid van de geportretteerde, specifieke poses, en de afweging van realisme versus idealisering blijken tijdloos.
Het is meteen duidelijk welk soort verhaal Till-Holger Borchert en Koenraad Jonckheere, de twee curatoren van FACES THEN willen brengen. De rode draad die door de tentoonstelling loopt, is er duidelijk één van opbouw, verfijning, artistieke climax. De werken uit elke zaal bouwen verder op de verworvenheden van deze uit de vorige, maar overtreffen ze. Nergens komt het duidelijker naar voren dan in de eerste zinnen van de teksten in de bezoekersgids die voor een euro wordt aangeboden: “In de vijftiende eeuw ontstond het portret als zelfstandig genre in Italië, Duitsland en de Nederlanden.”, “(…) Voor de zestiende-eeuwse kunstenaars mocht het portret nog een beetje meer zijn.”, “De zestiende-eeuwse portretschilders innoveerden het portretgenre (…)”, “In de zestiende eeuw nam de vraag naar verfijnde portretten toe.”
Een tentoonstelling vol oude portretten lijkt voor een leek misschien eerder één pot nat of blijft makkelijk bij leuke prentjes kijken. De zaalteksten en bezoekersgids slagen erin om de blik van de bezoeker goed te leiden. Zonder zwaarwichtig te zijn of te overdonderen met een massa aan informatie, wijzen de teksten haar lezers als een goede gids op belangrijke details. Ze duiden de bezoeker op het belang van die leren handschoenen die schijnbaar nonchalant in één van de handen van de geportretteerde te zien zijn. Ze doen de bezoeker stilstaan bij de versierde tafelpoten die opgenomen zijn in een schilderij. In de derde zaal wordt het belangrijk om naast het uiterlijk, ook een deel van iemands persoonlijkheid te vatten in een portret. Plots valt het op dat er ringen, paternosters, en bloemen verschijnen die een tipje van de sluier optillen over de afkomst, welvaart, of het beroep van de geportretteerde.
Met zijn vier zalen is FACES THEN eerder klein. Als onderdeel van de dubbeltentoonstelling is de presentatie een aanrader, maar alleenstaand laat ze toch eerder een magere indruk na. Bij een apart bezoek is de bezoekersgids in ieder geval een meerwaarde, al bieden ook de zaalteksten op zich een mooie kadering. Wie beide tentoonstellingen tot haar volle recht wil zien komen, schaft best een combi-ticket aan voor FACES THEN en FACES NOW.
FACES THEN. Renaissanceportretten uit de Lage Landenloopt nog tot 17 mei 2015 in BOZAR, Brussel.