De wereld is onrechtvaardig. Dat wist u al, maar dat een optreden van een artiest met de staat van dienst van Steve Wynn maar een klein zaaltje doet vollopen is daar nog een bijkomend bewijs van. Maar de afwezigen hadden ongelijk.
Steve Wynn is een veteraan van veel veldslagen, en dat mag gerust een understatement genoemd worden. Alleen al met zijn band The Dream Syndicate, waarmee hij een grondlegger was van de bruisende Amerikaanse collegerock-scene uit de duistere jaren ‘80, zou hij zijn plaats in de muziekgeschiedenis veilig gesteld hebben. Maar na het einde van die band begon hij aan een uiterst boeiende solocarrière, met daarnaast ook uitstapjes met onder andere Dan Stuart van Green On Red (Danny and Dusty), Peter Buck van R.E.M. (The Baseball Project) of in het midden van de jaren ‘90 met Gutterball. Nadat hij de voorbije jaren z’n oude band The Dream Syndicate weer van onder het stof had gehaald en meegesleurd op een reunietour, achtte Wynn het moment rijp om iets te doen wat hij nooit eerder gedaan had. In plaats van een solotour met akoestische gitaar, opteerde hij deze keer voor eerst voor een concertreeks waarin hij zichzelf enkel zou begeleiden op elektrische gitaar. Solo, Electric — zoals de tour officieel heet — dus.
En daarmee hield hij halt in een gezellig gevulde foyer van Het Depot. De lay-out van de foyer, met een paar rijen stoelen voor het podium, wat tafeltjes achteraan in het zaaltje en wat verspreide staanplaatsen, gaf het optreden het gevoel van een veredeld huiskamerconcert. En dat was niet volledig naar de zin van Wynn zelf, want ongeveer halverwege het optreden sommeerde hij om de stoeltjes wat opzij te schuiven en vlak voor het podium te komen staan om meer de sfeer van een rockconcert te krijgen. “Het lijkt hier anders wel een vergadering van de schoolraad” grapte hij alvorens een zinderende versie van de Dream Syndicate-klassieker “Boston” in te zetten.
Maar terug naar het begin van het concert. Openen deed hij met een ingetogen, maar wat aarzelende versie van “Tell Me When It’s Over”, maar wanneer hij daarna met “Daddy’s Girl” en “Cloud Splitter” – een liedje dat hij op deze tour voor het eerst speelt — heviger regionen opzocht voelde je meteen dat Wynn er zin in had. Het hele concert lang zou hij heen en weer slingeren tussen songs waarin hij er stevig op los rockt, en het rustigere werk. Weliswaar met de nadruk toch vooral op het hardere werk. Die dualiteit tussen rootsmuziek en garagerock vind je overigens in zowat z’n hele oeuvre terug. Het formaat van het optreden – Wynn op z’n eentje – stond hem toe een selectie te maken uit zijn werk waarin hij naast een ruime selectie aan publiekslievelingen ook een reeks minder evidente songkeuzes kon voorzien.
Zo was er een ruime selectie van Dream Syndicate-songs (“My Old Haunts”, “Burn”, “Merritville”, het onvermijdelijke “Days Of Wine And Roses”) die – niet geheel toevallig ongetwijfeld – het meeste enthousiasme bij het publiek losweekten. Als Wynn het publiek om verzoekjes vroeg, dan waren het vooral liedjes van de Dream Syndicate die hem vanuit het publiek toegeworpen werden. Uit zijn soloplaten koos hij eerder werk dat hij opnam met z’n begeleidingsband The Miracle 3. “Southern California Line” en een gevoelige versie van “Sustain” (beide uit zijn soloklassieker Here Comes The Miracles) zorgen evengoed voor hoogtepunten. Indruk maakte hij ook met zijn meer dan geslaagde covers. Van Lou Reed bracht hij een knappe versie van diens “Coney Island Baby”, waar hij de gevoeligheid en onzekerheid van het origineel wist te behouden. Blind Willie McTell’s “See That My Grave Is Kept Clean” – een cover die hij overigens als speelt sinds hij het in 1988 opnam voor Ghost Stories van The Dream Syndicate en dus al half aanvoelt als een Wynn-song – was een geschikt excuus om even helemaal loos te gaan op gitaar.
In de bisronde kregen we op het eerder genoemde “Merritville” na, vooral minder evident werk. “50 In A 25 Zone” had hij de avond ervoor voor het eerst geprobeerd als verzoeknummer en een song als “Grace” toonde dat onder de gedateerde productie van zijn eerste soloplaten goeie songs verscholen zitten. Eindigen deed hij met een bloedstollende cover van The Bands “Stage Fright”. Steve Wynn wist daarover te zeggen dat hij vroeger drank of drugs nodig had om de plankenkoorts te overwinnen, tegenwoordig echter weet hij gebruik te maken van de gezonde zenuwachtigheid voor hij op de bühne stapt.. Hoewel, echt eindigen deed hij nog niet want dat Wynn er zelf ook veel zin in had gekregen bleek toen hij nogmaals terugkwam voor een tweede bisronde, waarin hij nog twee oudjes van vroegere nevenprojecten van stal haalde: “Top Of The Hill” van Gutterball en “Baby We All Gotta Go Down” van Danny And Dusty.
Kortom: met een fijne dwarsdoorsnede uit zijn eigen werk, met zowel aandacht voor een aantal klassiekers als voor een aantal verrassende songkeuzes toonde Steve Wynn nogmaals wat voor een imposant oeuvre hij ondertussen bijeen geschreven heeft. Songs die ook in een uitgeklede versie als een huis overeind blijven. Maar bovenal, de intieme sfeer van het optreden zorgde voor een memorabel concert. Volgende keer hebt u geen excuus meer om er niet bij te zijn.