Ons nationaal filmmonument Jan Verheyen mag alle filmcritici dan wel opgeblazen windbuilen vinden en alle festivals pretentieuze eerbetonen aan arty-farty producties, maar laat het geweten zijn: zonder critici en festivals zouden we nu wellicht niet naar Whiplash kunnen gaan kijken. De destijds slechts 27-jarige Damien Chazelle schreef in 2012 het scenario voor de film, maar gezien zijn gebrek aan ervaring was geen enkele studio geïnteresseerd. Hij maakte dan maar een 18-minuten durende kortfilm gebaseerd op zijn lange script, en een succesvolle vertoning daarvan op het Sundance Film Festival van 2013 zorgde er voor dat hij uiteindelijk de centen kreeg om de volledige langspeler te maken. Een jaar later, in januari 2014, was hij terug in Sundance met Whiplash de speelfilm en won hij zowel de jury- als de publieksprijs. Overweldigend positieve recensies hielpen verder om de film tot bij een breder publiek te brengen. Je ziet het effect zelfs, op zijn eigen bescheiden manier, in België, waar de film eerst niet zou worden uitgebracht, tot een geweldig positieve ontvangst op het Filmfestival van Gent de distributeur op andere ideeën bracht. Drie hoeraatjes voor onszelf, dus: Whiplash is een – weliswaar al te zeldzaam – voorbeeld van een kleine, onafhankelijk geproduceerde prent die de ondersteuning van de pers en het festivalcircuit goed kon gebruiken en ook heeft gekregen.
De kans is dus reëel dat er binnenkort een Whip-backlash op gang zal komen van mensen die de film, na al die loftuitingen en superlatieven, toch maar een beetje vonden tegenvallen. Dat schijnt er nu eenmaal bij te horen, maar geloof ons: eens de hype weer is uitgestorven en mensen nuchter, zonder vooroordelen naar Whiplash kunnen kijken, zullen ze maar één conclusie kunnen trekken – potverdomme, wat is dàt een levende, uitbundige brok cinema!
Miles Teller speelt Andrew Neiman, een 19-jarige, waanzinnig ambitieuze drummer die studeert aan het Shaffer conservatorium in New York en toegelaten wordt tot de elitaire jazz band van de gevreesde dirigent Terence Fletcher (J.K. Simmons). Fletchers band wint de ene competitie na de andere en levert regelmatig alumni af aan grote professionele orkesten, maar de man zelf is een kolerieke drillsergeant die zijn studenten uitscheldt, vernedert en regelmatig zelfs een stoel naar hun hoofd gooit. “De twee meest schadelijke woorden in de Engelse taal,” redeneert hij, “zijn: good job.”
Chazelle gebruikt dat simpele concept om een scherpe blik te bieden op de typische Amerikaanse drang tot excellentie. Andrew wordt de hele film lang heen en weer gesleurd tussen twee vaderfiguren. Enerzijds is er Fletcher, voor wie “goed genoeg” niet bestaat. Zijn hele leven is een streven om het steeds beter te doen, om uit te blinken, en als dat er voor zorgt dat zijn omgeving hem haat of dat zijn persoonlijke relaties er onder lijden, dan is dat maar zo. En anderzijds is er Andrews echte vader Jim (een understated, maar mooie vertolking van Paul Reiser), een milde man die ooit schrijver wilde worden maar uiteindelijk bleef steken in het onderwijs als leerkracht Engels en die zichzelf zoveel mogelijk uit de rat race houdt waar zijn zoon zich vol overgave in stort. Andrew haat Fletcher en houdt van zijn vader, maar hij weet ook verdomd goed dat hij onder Fletcher veel verder kan raken. En dus kan de krachtmeting tussen de twee beginnen. Whiplash is al vaak vergeleken met Full Metal Jacket, dankzij de toon van J.K. Simmons’ vertolking, maar eigenlijk is An Officer and a Gentleman een betere parallel: net zoals in die film, gaat het hier uiteindelijk over twee identieke karakters die met elkaar clashen. Andrew en Fletcher zijn allebei even geobsedeerd door hun muziek, drijven zichzelf allebei even ver. De suggestie is dat als Andrew ooit les zou geven aan een jazz band, hij ook perfect in staat zou zijn om met stoelen te smijten. Of dat aanvaardbaar is, en of er een punt is waarop een mens te ver kan gaan in zijn streven naar excellentie, is een vraag die de film open laat voor de kijker.
Chazelle baseerde de film voor een deel op zijn eigen ervaringen als drummer in een gelijkaardige band, maar Whiplash is alles behalve een navelstaarderig debuut. De regisseur heeft immers ook een sterke voeling met wat goede publiekscinema is en levert een film af die al even ongegeneerd showy is als de vertolking van Simmons. Whiplash gaat aan een verschroeiend tempo vooruit en heeft een visuele dynamiek die veel meer ervaren filmmakers hem zouden benijden. De prent is opgetrokken uit snelle whip pans, waarbij de camera van links naar rechts en terug sjeest, en uit dramatische push ins, waarbij de camera van een medium shot naar een close up wordt bewogen. Samen met een strak montageritme, meestal goed getimed op de muziek, zorgt dat voor een film die constant in beweging is, die lééft. Geen ingetogen, van verstilde weltschmerz doordrongen toestanden voor Chazelle: hij kondigt met zijn eersteling aan dat hij er klaar voor is en dat hij de boel wil laten swingen.
Voeg daar nog twee indrukwekkende prestaties van de hoofdrolspelers aan toe. J.K. Simmons wordt er in elke discussie over de film uitgepikt als voornaamste reden om te gaan kijken en dat is niet onlogisch: dit is een carrièrebepalende rol, die voorbestemd is om nog lang geciteerd te worden en – in deze digitale tijden – uit te groeien tot een resem memes. Maar laat het ook duidelijk zijn dat Miles Teller perfect weerwerk biedt als Andrew, en het emotionele centrum van de film vormt. Zijn rol is minder showy, maar wordt net zo goed ingevuld.
Ja, natuurlijk, je kan je hier en daar vragen stellen bij de geloofwaardigheid en misschien leunt Chazelle wel iets te makkelijk achterover in puur showmanship, waardoor hij een beetje vergeet om er ook een reële fond in te steken. Echt diepzinnig is Whiplash uiteindelijk niet, dat klopt. Maar het is uitbundige cinema van een jonge hond die blij is dat hij mag filmen en die er met ongelooflijk veel goesting een lap op geeft. Het is een film waar de passie en de energie van af spatten. Een film zoals we ze graag zien, dus.