Deze maand is het een halve eeuw geleden dat A Love Supreme in de platenwinkels
belandde. Voor velen het ultieme meesterwerk van John Coltrane en zowat het enige album dat de
heerschappij van het alomtegenwoordige Kind Of Blue kan benaderen. Het spirituele statement
van Coltrane is echter van een heel andere orde dan die andere klassieker.
“During the year 1957, I experienced by the grace of God, a spiritual awakening which was to
lead me to a richer, fuller, more productive life. At that time, in gratitude, I humbly asked to be given
the means and privilege to make others happy through music. I feel this has been granted through His
grace. ALL PRAISE TO GOD.” – uit de liner notes bij A Love Supreme
Het is geen geheim dat het spirituele ontwaken gelinkt is aan een overdosis die Coltrane’s dood
had kunnen betekenen. De saxofonist vocht al een decennium een uitputtende strijd met heroïne en
alcohol (iets wat misschien ook een impact had op zijn vroegtijdig overlijden in 1967) en was, ondanks
cruciale bijdragen aan de albums van het eerste Miles Davis Quintet en een samenwerking met de
grote Thelonious Monk, nog niet de gigant die hij zou worden in het decennium dat hem nog restte.
1957 zou daadwerkelijk het keerpunt worden in een carrière die tot dan toe redelijk traag op gang
kwam. Toen Coltrane Blue Train uitbracht, zijn befaamde en enige album voor het Blue Note-
label, was hij al de dertig gepasseerd. Wat er de volgende tien jaar gebeurde was echter niet minder
dan spectaculair.
De aanloop naar A Love Supreme
Stilaan kwam een stroom opnames en samenwerkingen op gang die de weg voorbereidden voor
het klassieke werk van de decenniumwisseling. Met Miles Davis werkte hij aan het perfectioneren
van de modale jazz op Milestones en Kind Of Blue, terwijl zijn eigen Giant Steps,
waarvan de opnames nog geen twee weken na die van Kind Of Blue plaatsvonden,
enkele van de meest beruchte en uitdagende composities van de jazz bevatte. Toen en nu, want
de legendarische vernieuwingen op het gebied van akkoordenschema’s bezorgt tot op de dag van
vandaag generaties aspiranten frustraties, verkrampte vingers en barstende koppijn.
Het eerste kwartet werd gevormd in 1960, maar het zou nog duren tot 1962 voor het definitief in
de plooi viel en het klassieke Quartet – met pianist McCoy Tyner, bassist Jimmy Garrison en drummer
Elvin Jones – een feit was. Opvallend: was 1961 met de release van o.m. My Favorite Things,
Olé, Africa/Brass en de opname van Live! At The Village Vanguard (net als
Africa/Brass met Eric Dolphy in de rangen) een periode van voortdurend experimenteren, dan
zou de eerste periode van het Quartet zich aanvankelijk op traditioneler terrein afspelen. Het was de
periode van het zijdezachte Ballads en samenwerkingen met Duke Ellington en baritoncrooner
Johnny Hartman. Weliswaar verschenen op het Impulse!-label, dat toen al geassocieerd werd met
en nieuwe golf van vernieuwende jazz, maar eigenlijk easy listening in vergelijking met wat
voorafging en zeker met wat zou volgen.
In 1964 zou het gebeuren. Al moet gezegd dat in dat jaar nog een album opgenomen werd dat
een bijzondere plaats verdient in Coltrane’s oeuvre. Crescent was conceptueel niet zo coherent
als de opvolger en ook nog altijd sterk verankerd in al het voorgaande, maar het was misschien wel
een van de mooiste, maar ook donkerste albums die Coltrane tot dan toe gemaakt had. Hoewel
het spirituele aspect van diens muziek pas echt op de voorgrond kwam met A Love Supreme
(en vervolgens de kosmos in geschoten werd), zat het gewicht van die muziek ook al in
Crescent en in het nummer “Lonnie’s Lament” in het bijzonder.
9 december 1964
Coltrane had plannen toen hij ’s avonds de studio van Rudy Van Gelder in Englewood Cliff
in New Jersey indook met zijn medemuzikanten, opnametechnicus Van Gelder en producer Bob
Thiele (die een paar jaar eerder al de iconische hoesfoto nam). De saxofonist, die zich die avond
beperkte tot de tenorsax, had al de ideeën in zijn hoofd en een paar uur later stond de muziek op
tape. En die muziek was verschoven naar een persoonlijk plateau waarin zowat alles dat voorafging
samengebundeld werd. Toch was het anders dan al het voorgaande. Het concept, eigenlijk een lange
ode aan het adres van de Schepper via een vierdelige meditatie, was overkoepelend, maar de muziek
voelde tegelijkertijd minder rigide aan. Van de uitbundige freejazz die zou volgen was nog geen
sprake, maar in A Love Supreme zit een zoekend element dat vanaf de openingsgong van
“Acknowledgement” goed is voor een vlucht die aanvoelt als een bevrijding.
Waren vorige albums en composities soms goed voor hectische technische hoogstandjes, dan
waren de ideeën die ten grondslag van A Love Supreme lagen eigenlijk een pak eenvoudiger.
Die vier basnoten van Garrison zorgen samen voor een van de meest herkenbare melodieën van
de moderne jazz, terwijl Coltrane’s uitdieping van het thema zonder gelijke is. Hij speelt er als
en compleet bevrijd man, binnen afgelijnde bakens, maar met een diep intense energie en soms
gierende uitschieters, terwijl de band voortdurend op de wip tussen het introverte en het grandioze
speelt. Het plots opduiken van de stem – een herhalend mantra van de albumtitel – was een even
simpel als verbluffend idee. Muziek die de leider centraal stelt (een blik op de hoes, met enkel
Coltrane’s kop en naam, zegt genoeg), maar ook leidde tot een nieuw niveau van interactie én ruimte
voor solo’s van alle betrokkenen.
Zo is McTyners uitweiding in “Resolution” ongetwijfeld een van de mooiste uit zijn carrière en was
het stuk daarvoor ook al op gang geplukt door Garrison. Hier klinkt het Quartet wat conventioneler
dan in de opener, maar het samenspel blijft klinken als een telepathische eenheid die communiceert
in een nieuw ontdekte taal. Het door een lange drumsolo op gang gebrachte “Pursuance” is net als
“Acknowledgement” weer opgebouwd rond het binnenstebuiten keren van een thema dat uitmondt in,
opnieuw, een lange solo van Garrison, die op zijn beurt dan weer de weg plaveit voor het naadloos
erop aansluitende slotgebed van het album.
Zorgde het opduiken van de stem in de opener misschien wel voor het meest verrassende
element van A Love Supreme, dan is “Psalm” ongetwijfeld het meest memorabele onderdeel
van de suite. Naast de uitvoerige dankrede en een schilderij van Coltrane door Victor Kalin bevatten
de liner notes ook het gedicht “A Love Supreme”. Is “Psalm” op zich al een machtige muzikale
mijmering met een Oosters aandoende sereniteit, dan wordt het effect nog eens versterkt door het
besef dat Coltrane via de saxofoon het gedicht voordraagt. Niet in gedachten, maar de woorden
daadwerkelijk door de sax laat vloeien, in de cadans van het gedicht, in een woordeloze stroom.
De culminatie van de voorafgaande bewegingen en een statement dat ondanks zijn ingetogenheid
en nederigheid aankomt met een ronduit majestueuze impact. De emotionele heaviness die
velen zoeken bij Coltrane en eerder al vonden bij o.m. “Alabama” of “Lonnie’s Lament”, wordt hier
omhooggetild naar het niveau van verheffing die geen mens onberoerd kan laten. Een intensieve
beluistering van A Love Supreme vindt hier z’n even indrukwekkende als ongrijpbare
orgelpunt.
10 december 1964 en daarna
De dag na de opnames trok het kwartet nog eens de studio in, vergezeld van bassist Art Davis
en saxofonist Archie Shepp, op dat moment een van de meest bevlogen leerlingen van Coltrane. Ze
worden in de liner notes bedankt door de leider, die ook zijn spijt uitdrukt over het feit dat de opnames
waarop ze te horen zijn niet uitgebracht werden. Het sextet nam niet de suite in z’n geheel op, maar
vier versies van “Acknowledgement”, waarvan er twee bewaard zijn gebleven. Ze zijn te horen op de
“Deluxe Edition” van A Love Supreme die in 2002 verscheen. Het zijn knappe, waardevolle
opnames, maar je begrijpt meteen ook waarom ze niet op het album belandden: Shepp speelt (nog)
niet met de autoriteit die de leider wel uitwasemt en het evenwicht van de band wordt hier een beetje
uit balans gebracht. Het sextet mankeerde die verbluffende eenheid.
De suite werd slechts één maal live uitgevoerd, op 26 juli 1965 tijdens het jazzfestival in het
Franse Antibes. Je kan het echter op geen enkele manier beschouwen als een getrouwe kopie. Het is
natuurlijk jazz en Coltrane durfde composities sowieso al rekken en hertimmeren, maar in de laatste
jaren van z’n leven (er zat amper 2,5 jaar tussen de opnames van A Love Supreme en zijn
vroegtijdig overlijden) werkte Coltrane aan zo’n verschroeiend tempo, wierp hij de laatste ketens van
zich af met zo’n gretigheid, dat de stukken bij momenten onherkenbaar worden. 1965 was dan ook het
jaar van Ascension, een experiment in collectieve improvisatie die voor de goegemeente klonk
als een totale kakofonie en een van de velen is in een reeks van spiritueel getinte albums en titels, zie
o.m. ook “Selflessness”, Om, Meditations, etc.
De overtuiging waarmee Coltrane zocht naar een vorm van pure, instinctieve expressie,
betekende ook het einde van het Quartet. Spelen met twee drummers (Jones en de vers aan boord
gehaalde Rashied Ali) bleek al snel te veel voor Tyner. Hij werd vervangen door Coltrane’s tweede
vrouw Alice, terwijl ook Jones vertrok uit ongenoegen over de nieuwe koers. De muziek die te horen is
op latere releases als Meditations en Live At The Village Vanguard Again!, maar ook de
postuum verschenen platen als Sun Ship, Interstellar Space en het in 2014 uitgebrachte
Offering: Live At Temple University, laten het geluid horen van een man voor wie er geen
grens meer was. Melodie werd klank, composities werden gerekt tot een half uur en langer en het was
intens, intens, intens (zie daarvoor: de Live In Japan 4CD box, met verschroeiende versies van
“Crescent” en “My Favorite Things” van een uur).
Onvergelijkbaar
En toch neemt A Love Supreme dus een heel andere plaats in dan pakweg Kind Of
Blue. De plaat inspireerde heel wat muzikanten – van John McLaughlin en David Murray tot
een landgenoot als Kris Defoort – tot het brengen van eigen interpretaties, maar meer nog dan de
composities, zijn het wel het concept, de sfeer en het gewicht van de muziek die de nalatenschap
bepalen. De composities van Kind Of Blue hebben talloze uitvoeringen gekregen, van
getrouwe (of bijna identieke) tot creatieve, maar A Love Supreme is van een andere orde.
De persoonlijkheid van Coltrane, het religieuze/spirituele aspect en het onbevattelijke gewicht van
de muziek lijken een vrij getrouwe uitvoering/interpretatie bij voorbaat al uit te sluiten. A Love
Supreme is het geluid van een man die op het punt beland is waarop hij alles in de strijd
gooit: zijn complete ervaring, verlangens en ambities. Het moment waarop persoonlijk wordt gepiekt
en gemikt op het verhevene, alvorens de vorm van binnenuit kapot te scheuren. Er zit ook een
ambiguïteit in A Love Supreme die voortdurend wroet en wringt onder het oppervlak en van
de ode aan het volmaakte een persoonlijke en menselijke triomf maakt. En net zoals Albert Ayler
iets eerder nog geen half uur nodig had voor Spiritual Unity, zo klaart ook Coltrane de klus in
minder dan drieëndertig minuten.
Wie het volledige verhaal over het album wil lezen, kan daarvoor terecht bij Ashley Kahns
prachtboek A Love Supreme: The Story Of John Coltran’s Signature Album.