Feest! Milan Kundera heeft een nieuwe roman klaar, een die bewijst dat hij het nog steeds niet verleerd is om de poëzie van de kleinste gebeurtenissen in een mensenleven aan een meer abstracte kapstok op te hangen. In Het feest der onbeduidendheid ruimt de theorie echter in belangrijke mate plaats voor het feest, alsof Kundera steeds intenser begint te voelen hoe onbeduidend levens zijn, hoe onbeduidend we als mensen langs in plaats van met elkaar leven, hoe onbeduidend de literatuur is die we eventueel nalaten en hoe onbeduidend de bezigheidstherapie der literatuur is, ook wanneer ze haar eigen onbeduidendheid bezingt.
Kundera-liefhebbers werden door diens laatste romans in twee kampen verdeeld. Tegenstanders van het boek noemen het te licht, te vrijblijvend, te speels. Alsof de oude meester deze keer geen ideeënroman in een verhalende roman heeft willen stoppen, hetgeen Kundera in het verleden wel dikwijls deed. Voorstanders opperen dan weer dat Het feest der onbeduidendheid simpelweg een zeer consequente roman is. Hoe absurd zou het immers niet zijn om onbeduidendheid op te blazen tot op het niveau van de filosofie, om te beginnen theoretiseren over de futiliteit van menselijke handelingen, overpeinzingen en interacties? Let wel: Kundera schaart zich met dit boek niet in de traditie van de nihilisten, want in de onbeduidendheid leest de van oorsprong Tsjechische auteur wel degelijk een reden om toeters en bellen boven te halen. Zijn proza steekt de loftrompet om het vernuft waarmee de mens de futiliteit heeft omspeeld of omzwachteld, hoe miezerige banaliteit kan worden opgetild. Dat optillen neemt overigens vele vormen aan: het manifesteert zich in engagement dat mensen voor elkaar opbrengen, in hun offervaardigheid en liefde, maar ook in hun gedweep met de kunsten, hun overgave jegens de verleden tijd en hun streven naar een betekenisvolle toekomst. In dat alles ziet Kundera de pracht, niet door er het soortelijk gewicht of de arbeid van te verheerlijken, maar de overgave, het feit dat de personages zichzelf verliezen in hun bezigheden, van hun bezigheden en hun bezorgdheden een feest maken, een hoofdbekommernis, een zaak die al hun energie en hun aandacht opeist. Zeg nu zelf: bestaat er iets mooiers dan de negatie van het zelf voor een grotere zaak, zelfs als die er eigenlijk niet toe doet?
Zoals al gezegd is Het feest der onbeduidendheid een consequente roman, wat betekent dat Kundera zijn lezers hier en daar in de maling durft nemen. Niet alleen flirten zijn personages met de grens tussen fictie en waarheid – een grens die nergens zo nauwgezet werd onderzocht als in de kunsten – ook herinnert Kundera zijn publiek brutaal aan de wetten van de literatuur, door anekdotes ergens in het ijle te laten uitmonden, of wat oorspronkelijk werkelijkheid lijkt in een absurd register te laten verglijden. Gemakzuchtig? Helemaal niet, want ook dat hoort bij het feest, het feest dat toelaat om de regels van het gewone leven voor even met de voeten te treden. Overigens gaat Kundera niet de kant van Italo Calvino’s Als op een winternacht een reiziger uit, want daarvoor is zijn literatuur nog steeds te doelgericht. Niets staat er zomaar, niets staat er omdat het er kan staan. Als Kundera al feest, dan doet hij dat met het hoofd koel, met de blik niet alleen op een onbeduidendheid waarmee de lezer zich kan amuseren, maar ook op een dissectie van de onbeduidendheid. Hoewel de schrijver zeker niet vaak naar regelrechte abstractie grijpt, is die er wel, en maakt ze duidelijk waarom onbeduidendheid geen vloek is.
Het boek, dat helemaal niets wil prediken, draagt dus toch een boodschap uit, met name: feest het feest, gooi de handen in de lucht voor de onbeduidendheid! Als we haar gebruiken zoals we haar kunnen gebruiken, dan is ze een bevrijding. Dan bevrijdt ze ons van het juk van de ernst, en schenkt ze ons de lichtheid. Dan bevrijdt ze de schrijver van het juk van plichtmatige serieusheid, en gunt ze hem of haar de humor. De geestigheid van een gerateerd acteur die met een onbestaand Pakistaans mensen probeert voor zich te winnen. De kwinkslag van een man die Chagall wil gaan zien, maar er de lange wachttijd niet voor over heeft. De grap van een ambitieus toneelstuk voor marionetten. En de scherts van de navel als erotisch epicentrum. Allemaal zit het in Kundera’s jongste boek. En ja, een feest is het! Een feest waarop de onbeduidendheid triomfeert, via een boek dat niet memorabel probeert te zijn. En, zoals de wet der paradoxen het wil: net daarom wordt het in zekere zin memorabel. Niet de details blijven hangen, wel de sfeer, enkele vage impressies, en vooral de herinnering aan hoe amusant het was voor zolang het duurde. Dus, een vluchtige roman? Jazeker. Maar zijn de beste feesten dat ook niet, net omdat het momentaan genoegen zo groot is?