John Wick. Don’t set him off. Daarboven Keanu Reeves die over de loop van zijn oversized pistool in de camera kijkt. ‘Dreigend in de camera kijkt’ hadden we bijna geschreven. Een lapsus – het blijft Keanu Reeves, verwijzingen naar buigzame mimiek zijn hier niet op hun plaats. Soit, de filmposter (en trailer, moest u die moeite al gedaan hebben) vertellen meer dan genoeg. Pang, pang, oneliner, pang, alles komt goed, aftiteling.
Aha! Daar zit ‘m de kneep. Komt alles wel goed? De film begint namelijk met een scène waarin John Wick (Reeves) op sterven na dood uit zijn auto strompelt en tegen een muurtje in elkaar zakt. In zijn handen een iPhone met daarop een filmpje van zijn zopas aan een slepende ziekte overleden vrouw. De man heeft trouwens net het grootste deel van een Russisch misdaadsyndicaat op kamikaze-achtige wijze over de kling gejaagd en het geld van de overblijvers in de fik gezet, dus we vermoeden dat hij niet veel waarde meer hecht aan zijn bestaan. Zouden wij toch niet doen, moesten we ons ooit in dezelfde situatie bevinden. Maar ja, wij zijn Keanu Reeves niet.
Dat komt zo: Wick heeft zijn vrouw nog niet goed en wel begraven of hij krijgt het aan de stok met een paar Russische boefjes die zijn auto komen stelen en en passant maar ineens zijn hond doodmeppen. Een hond die, moeten we er even bij zeggen, het laatste geschenk van bovenvernoemde overleden vrouw was. De volgende dag begraaft hij de hond en haalt hij zijn wapenarsenaal uit de kelder. Er moet immers wraak genomen worden. Ondertussen loopt het die Russen dun in de broek: Wick was namelijk ooit een legendarische huurmoordenaar. En laat één van die boefjes nu juist Iosef Tarasov (Alfie Allen) zijn, zoon van grote baas Viggo (Michael Nyqvist). Die laatste voelt de bui natuurlijk al hangen en stuurt een team huurlingen op Wick af om hem preventief om te leggen. Het gevolg laat zich raden: Wick baant zich een weg langs de generische decors van het actiegenre (discotheek, kerk, verlaten industriegebied), knalt daarbij elke Rus die hij tegenkomt af om dus uiteindelijk halfdood tegen dat muurtje te belanden. Hij krijgt daarbij trouwens hulp van collega-huurdoder Marcus (Willem Dafoe) en hoteleigenaar en – mja, voorzitter van de vakbond voor huurmoordenaars, vermoeden we – Winston (Ian McShane). Twee grote namen die net iets te weinig screentime krijgen om echt relevant te zijn.
Daarmee hebben we natuurlijk de plot al grotendeels verklapt. We hopen dat u het niet erg vindt. Enfin, we vermoeden dat u enige voorkennis bezit als het aankomt op actiefilms die de naam van hun hoofdpersonage als titel hebben (Rambo, Jack Reacher, Jack Ryan en nog een handvol andere Jacks, Johns en Joes) – de meesten hebben nooit noemenswaardig veel moeite met hun tegenstanders, en in John Wick is het niet anders.
We kennen het stramien, zoveel mag duidelijk zijn. De grote vraag is dan ook of John Wick iets bijdraagt aan het genre. Antwoord: niet echt. De film breekt nooit door het verwachtingspatroon dat hij met zijn poster creëert. Je krijgt een hoop flitsende shootouts, een auto-achtervolging of twee en een handvol oneliners (trouwens geen memorabele). Gelukkig blijft John Wick niet te veel hangen bij het nogal ernstige achtergrondverhaal van een man die de liefde van zijn leven verliest. In de eerste tien minuten van de film zien we een snelle opeenvolging van flashbacks en daarmee moeten we het zo ongeveer stellen. Dat is overigens geen slecht nieuws, want die achtergrond zit toch maar in de weg. Nee, regisseurs Chad Stahelski en David Leitch (allebei ex-stuntmannen die met John Wick aan hun regiedebuut toe zijn) gooien je meteen midden in de actie en houden niet op tot aftiteling over het scherm rolt. Het tempo zit met andere woorden wel goed. Flitsende actiescènes volgen elkaar op, trouwens ondersteund door een lekker pompende soundtrack met onder andere Tyler Bates (300), en je krijgt nauwelijks tijd om op adem te komen. Dat beide regisseurs een achtergrond in het stuntwerk hebben, merk je wel. Er zitten immers een aantal scènes in de film die eerder voor de stuntmannen geschoten lijken dan voor het publiek. Zo kan de chauffeur van dienst zich met een Ford Mustang uitleven op de een vliegveld in een scène die van ver wel iets met de plot te maken heeft maar gerust overgeslagen had kunnen worden. Is dat erg? Nee. Het toont dat de makers zich geamuseerd hebben terwijl ze de film opnamen, en dat zie je ook aan het geheel. John Wick is een film die zichzelf ernstig neemt, maar niet vies is van een dikke knipoog hier en daar. Zo is het bijzonder grappig om Wick na het uitschakelen van een dozijn moordenaars een reservatie te horen plaatsen voor een ‘diner voor twaalf’, waarna er een bestelwagen vol bonkige poetsmannen uitstapt om de boel op te ruimen. Een scène die trouwens een soort running joke wordt. Ook leuk is dat de reactie van de grote maffiabazen op de terugkeer van Wick steevast een bangig ‘oh’ is. Dafoe en McShane, en dan vooral die laatste, zorgen in hun weinige scènes ook voor de nodige ironie.
Is John Wick dan een aanrader? Dat nu ook weer niet. De actie is net iets te eentonig en te flauw om te overtuigen. Bijvoorbeeld: wij zijn opgevoed met het idee dat de bazen en onderbazen die meer screentime krijgen dan het voetvolk ook op een interessante manier van kant gemaakt moeten worden, maar daar zijn Stahelski en Leitch het blijkbaar niet mee eens. Dat vinden wij dan jammer. En, om de twaalfjarige in onszelf aan het woord te laten, het is nogal veel schieten en niks anders.
Op zich kan je dit soort film enkel plaatsen door hem te vergelijken met gelijkaardige releases. Dan ziet het er zo uit: John Wick is stukken beter dan The Equalizer (vooral door het tempo en de knipoogjes), maar komt niet in de buurt van The Raid 2 (te eentonig en te weinig flair). Geen tijdsverspilling dus, maar er zijn er betere.