Dat Neil Young eigenzinnig zijn muze volgt is genoegzaam bekend. Naast de akoestische folkie en de elektrische garagerocker hadden we al uitstapjes naar country (Old Ways), elektronica (Trans), rockabilly (Everybody’s Rockin’) en gospel (Are You Passionate?). Maar dat hij ons nu op Storytone zou verrassen met “Neil goes classic”? Nee, dat hadden we niet zien aankomen.
Stilgezeten heeft Neil Young in 2014 zeker niet. Niet alleen nam hij een lo-fi plaat op in een oude recording booth van Jack White (A Letter Home), tevens werd hij CEO van z’n eigen start-up Pono, tourde hij met Crazy Horse door Europa, schreef hij een tweede boek (over zijn passie voor wagens) en scheidde hij na 36 jaar van zijn vrouw en begon hij een relatie met een nieuwe liefde. Al moeten we u voor meer details over dat laatste doorverwijzen naar de gespecialiseerde pers. Maar toch vond hij nog de tijd om in augustus met, onder andere, een 92-koppig orkest de studio in te duiken om een aantal liedjes op te nemen.
Nu heeft Neil Young al wel een aantal songs gemaakt met een orkestrale begeleiding, maar op Storytone is het de eerste maal dat het orkest zo centraal staat, zelfs in die mate dat Young zelf geen gitaar of piano ter hand neemt. In combinatie met de – nogal directe – autobiografische teksten die handelen over zijn amoureuze perikelen krijgen we een plaat die muzikaal soms nogal ver afdrijft naar het soort geluidsbehang dat vaak dienst doet bij een of ander klef romantisch Hollywood-drama. Zijn kenmerkende zangstem is niet echt geschikt om met zo’n easy-listeningmuziek samen te gaan en dat zorgt voor een ongemakkelijk huwelijk. Jammer genoeg is de kwaliteit van de songs nu ook weer niet zo hoog dat je dit bezwaar zomaar van tafel kan vegen. Het best lukt de combinatie nog op een aantal songs waar het orkest zich meer inhoudt (“I’m Glad I Found You” en “When I Watch You Sleeping”) en er meer ruimte is voor de wat typische Young-elementen zoals een mondharmonica.
Voor een aantal songs, worden de strijkers aan de kant gelaten en wordt er een beroep gedaan op een uitgebreide blazerssectie en de elektrische gitaar van Waddy Wachtel (ook bekend van Warren Zevon). Vooral op de vuile, hortende blues van “I Want To Drive My Car” werkt dat uitstekend, zelfs in die mate dat de wel heel erg banale tekst bijna vergeven kan worden. Minder geslaagd is de uitbundige swing van “Say Hello To Chicago”, dat klinkt als een derderangs versie van een Frank Sinatra-song. Een inhoudelijk buitenbeentje is het met dreigende strijkers aangezette aanklacht tegen milieuvervuiling “Who’s Gonna Stand Up?”, dat hij ook op de Lokerse Feesten al bracht met Crazy Horse, waarin hij de gemeenplaatsen niet schuwt. Erg gesofisticeerd is het niet, maar het minste wat je er van kan zeggen is dat het recht uit het hart komt (“Protect the wild / Tomorrow’s child / Protect the land /From the greed of man”). Wat jammer genoeg niet kan verhelen dat het een wel heel erg middelmatige song is.
Maar gelukkig – alsof hij zelf wel beseft dat het een misschien niet door iedereen gesmaakte genre-oefening is – zit er nog een bonusschijf bij het album waarop Neil Young dezelfde songs herneemt in een solo-versie. Enigszins verwarrend heet de bonus-cd “disc one”, en de reguliere cd “disc two”. Ongetwijfeld zit er ergens een logica achter. In deze naakte versie komen de liedjes een stuk beter tot hun recht, hoewel beweren dat er een nieuwe Young-klassieker in wording tussen zit, een lichte overdrijving zou zijn. Deze songs roepen qua sfeer herinneringen op aan eerdere platen. Sleeps With Angels (maar dan zonder de rammelende begeleiding van Crazy Horse) voor de songs waar hij zichzelf begeleidt op piano, Harvest Moon voor de andere. Zo wordt “Say Hello To Chicago” hier een lekker ouderwetse piano-ballad, die nog beter had geklonken in een krakende en knarsende versie uit de Voice-O-Graph van Jack White. Het breekbare “Plastic Flowers” krijgt hier een urgentie mee die het in de orkestrale versie mist en “When I Watch You Sleeping” past zo in het rijtje tijdloze kampvuurliedjes van Young.
Als we even aan tijdelijke amnesie lijden en het bestaan van de orkestrale versie van Storytone vergeten, kunnen we met een gerust hart concluderen dat Neil Young best een aardige, persoonlijke, akoestisch plaat uitgebracht heeft. Geen plaat die iemand bij zijn volle verstand bij de betere platen van Young zal rangschikken, maar gewoon een zoals hij er na de vroege jaren ‘90 jammer genoeg al net wat te veel gemaakt heeft.