Een onvergetelijk concert volstaat soms om een artiest een half leven lang een warm hart toe te dragen. In het geval van Eyvind Kang was het zijn aanwezigheid in het Bill Frisell Quartet, dat in het najaar van 1995 een prachtconcert speelde in Leuven, een voorbode van het al even fraaie album, Quartet, dat even later zou verschijnen. Het was hier de kennismaking met de nog jonge Kang (°1971), een artiest die twee decennia later uitgegroeid is tot een klepper met een uitzonderlijke discografie. Deze twee recente releases zijn de knappe toevoegingen voor dit jaar. Als bonus speelt Eyvind Kang volgend weekend ook nog eens in Antwerpen.
Eyvind Kang – Alastor, Book Of Angels Volume 21 (Tzadik, 2014)
Deel 21 uit Zorns tweede Masada-boek, een reeks die naar verluidt stilaan afstevent op z’n einde (de 300 composities die Zorn schreef zijn intussen bijna allemaal opgenomen en uitgevoerd). Hier wordt Kang bijgestaan door maar liefst een twintigtal muzikanten; zowel hout- en koperblazers als cellisten, percussionisten, twee zangeressen (waaronder Kangs levenspartner Jessika Kenney), een bassist, drummer en meer. Al heeft een multi-instrumentalist als Kang die eigenlijk niet eens nodig, want naast zijn bekende viool/altviool, speelt hij zelf ook bas, gitaar, synth (Korg en Moog), oud, percussie en een paar exotische instrumenten uit de zither- en luitfamilie.
Het sjamanistische randje van een paar vorige releases komt ook hier terug, net als het onderzoek naar eeuwenoude muzikale tradities, , al is de uitwerking wel heel divers en treedt Kang vooral als arrangeur op de voorgrond. Alastor is bij momenten dan ook een heel kleurrijke, bijna bombastische plaat, die traditie en een moderne insteek voortdurend in een knap evenwicht houdt en hier en daar ook wel eens speelt met de kitsch. Dat is al het geval in opener “Hakem”, dat net zo weldadig is als het volume van Cyro Baptista, maar qua stijl volledig aansluit bij dat van Secret Chiefs 3, niet toevallig een band waar Kang regelmatig mee speelde.
Elders klinkt het iets jazzgerichter (“Samchia”, met lijzige tenorsax), wordt even gespeeld met haast orkestrale grandeur (“Jetrel”, dat na een minuutje terugtrekt in een sobere kamermuziekomgeving) of balzaalexotica die zowaar herinnert aan een 60’s platen van Herbie Mann (“Variel”). Een paar composities worden erg compact gehouden en voelen daardoor eerder aan als vingeroefeningen, maar de combinaties die Kang uit de mouw schudt zijn zonder uitzondering opmerkelijk, met het onweerstaanbaar catchy “Sakriel” (denk iets met hoorn, een uitgebeend funkritme en, uiteindelijk, sirenenzang die rechtstreeks uit een troebele Franse film komt) op kop. Een bonte staalkaart die Kangs eclectische spirit uitgebreid en overtuigend in de kijker zet.
Kenney / Kang / Park – At Temple Gate (Weyrd Son Records, 2014)
De tweede release is een in beperkte oplage uitgebrachte lp (300 handgenummerde exemplaren) op een Belgisch label. En het is meteen ook een wereld van verschil met Alastor. Hier immers geen combinatie van talloze instrumenten en frivole ideeën, maar een werk dat inspiratie opdoet in andere, minder behaaglijke oorden. Hier verkeren Kang, vocaliste Kenney en de Koreaanse percussioniste Hyeonhee Park in een wereld van minimalistisch theater, drones en ritualistische experimenten. Het is muziek die regelmatig aanleunt tegen de moderne composities van John Zorn, wat voor een stuk te danken is aan het feit dat één van diens invloeden hier ook centraal staat. Antonin Artaud is de voorbije halve eeuw al vaker een referentie geweest voor artiesten die droom en realiteit en de duistere kant van het bestaan een muzikale verklanking wilden geven.
De A-kant van het album wordt helemaal ingenomen door “Faites le Mal”, geïnspireerd door de dichter, toneelschrijver en (veel) meer, die beschouwd wordt als een van de peetvaders van de moderne avant-garde. Verwacht op basis van diens reputatie (die gestoeld is op een obsessie met thema’s als lijden, dromen en wreedheid) niet dat dit meteen de aanval inzet op het gehoor en gemoed, want de eerste albumhelft sluit eigenlijk best goed aan bij het knappe The Face Of The Earth, waarmee Kang en Kenney een paar jaar geleden nadrukkelijk naar het Midden-Oosten lonkten. De combinatie van altviool, stem en sobere percussie deelt die sfeer aanvankelijk, maar wijkt al snel uit.
Ruis en drones steken de kop op en het neigt snel al meer naar de uitgepuurde ideeën van Visible Breath. Er zijn lange rustpassages en abrupte uitbarstingen, en soms is het twijfelen wat Kenney precies doet: fluisteren of wartaal uitspreken. Het lijkt soms een beetje behekst, maar voelt vooral aan als een gedreven ritueel dat met ontzagwekkende focus en geduld uitgevoerd wordt. De tweede helft laat dan een ander geluid horen, met een titeltrack die de stem laat uitgroeien tot een extra instrument in een weldadige stapeling, een studie in sfeerzetting die een markante muzikale invulling krijgt.
Het korte “Vowel” wordt gekenmerkt door een sterkere nadruk op elektronica, met geloopte en gemanipuleerde vocalen die uitmonden in spookachtige effecten. Afsluiter “D’Astres Moudangs” sluit het dichtst aan bij ideeën die je vormt bij Artauds theater van de wreedheid: het is een sinister luisterspel waar een nijdige wind door waait en waarin samenzweerderig gefluister wordt opgeslorpt door withete noise. Dat maakt van At Temple Gate dus een heel andere plaat dan Alastor: minder gearrangeerd en bombastisch en tegelijkertijd een pak bedwelmender, maar ook taaier voor gevoelige oren. Alleszins een intense luisterbeleving en het proberen waard voor wie Kangs meer experimentele werk wil ontdekken of verder verkennen.
Kang, Kenney en Park spelen op zondag 16 november in het Zuiderpershuis, een concert in de Oorstof-reeks. Ze worden bovendien vergezeld door danseres Hyeonmi Park. Ook op het programma: het trio Giovanni Di Domenico, Tatsuhisa Yamamoto en Manual Mota. Aanrader. Op 17/11 speelt het trio in OCCII (Amsterdam).