“Hallo, mijn naam is Jonas Govaerts en ik wil graag een film maken waarin scoutsleden worden uitgemoord en de psychopaat in een uitgebrande bus onder de grond in een bos in de Ardennen woont.” Wie daar tien jaar geleden mee afkwam in ons Vlaanderlandje, hadden ze waarschijnlijk een enkeltje richting gesticht gegeven. Vandaag de dag zeggen ze echter: “Goed, hier heb je wat budget, doe je ding!” Dus ging Govaerts nog wat extra geld sprokkelen via Kickstarter, onder het geweldige motto “Buy a trap, kill a cub”, en maakte hij exact de film die hij voor zichzelf wilde maken. En jongens, wat een film is dat geworden.
Het opzet van Welp, zoals deze rasechte slasher movie heet, is intussen algemeen bekend: een groep scouts gaat op kamp ergens in een gat in de Ardennen, maar de fantasierijke Sam (Maurice Luijten) heeft al snel door dat er wel eens écht iets zou kunnen kloppen van de geruchten uit de streek. Die vertellen over een weerwolfachtig jongetje dat in het bos woont en daar weinig katholieke dingen uitspookt – een verhaal dat de twee leiders (Titus De Voogdt en Stef Aerts) maar wat graag aan hun welpen vertellen om het kamp wat spannender te maken. En geloof ons vrij: spannend wordt het.
Welp is immer geregisseerd door Jonas Govaerts, en Jonas Govaerts houdt van horror. Wat zeggen we: hij is verliefd op horror. En dan bedoelen we goeie horror: het type waarbij de moeilijke mix tussen spanning, sfeer, gore, actie, opwinding, humor en liefde voor het genre perfect goed zit. En die liefde voor het genre druipt in dikke druppels van Welp af. Vanaf de donkere proloog, die je meteen in de film zuigt, tot de zinderende finale, waarin de strakke plot nog van een laatste twist wordt voorzien, zit je voortdurend te denken: godverdomme, waarom heeft niemand dit ooit eerder gemaakt?
De premisse – in wezen een slimme variant op het inmiddels klassieke cabin in the woods-verhaaltje – is immers heel eenvoudig en op de leest van het genre geschoeid; dat kan alleen maar puike griezelcinema opleveren. De invloed van Govaerts’ voorbeelden is dan ook erg aanwezig, zonder dat Welp een postmoderne pastiche zoals, welja, Cabin In The Woods wordt. De rit naar het kampterrein komt zó uit The Evil Dead, en ook cinematografisch mag het duidelijk wezen dat Govaerts naar voorbeelden als Sam Raimi, John Landis en Wes Craven heeft gekeken. De heerlijke soundtrack knipoogt dan weer stevig naar de scores van John Carpenter en Dario Argento.
Maar Welp is veel meer dan een eerbetoon aan horrorgrootmeesters. Het is bovenal een dijk van een horrorfilm van deze generatie, waarvan de kwaliteiten gerust op zichzelf kunnen staan. Er is de geweldige cinematografie van Nicolas Karakatsanis: duister en sfeervol, maar ook opwindend: rustige trackingshots om de sfeer te schetsen, heftige, snel gemonteerde beelden in met de nodige adrenaline geïnjecteerde actiesequenties. De spanning is te snijden in intense close-ups waarin je iets ziet bewegen in de wazige achtergrond, en de belichting onderstreept de intrinsieke dreiging die van de omgeving uitgaat.
Dat helpt om de intensiteit van de film op te bouwen naar het laatste halfuur. De grauwe, harde en cynische proloog van Welp zet meteen de toon van de film, maar Govaerts is geduldig, en laat de hel niet meteen losbarsten in het scoutskamp. De onderlinge relaties in de groep worden zorgvuldig uitgetekend, ook al vallen ze terug te voeren op clichés. De wrevel tussen de opvliegende leider Baloe (Aerts) en de verantwoordelijke Akela (De Voogdt), het zorgzame karakter van fourierster Jasmijn (Evelien Bosmans als scream queen – gewéldige casting), de outsiderrol van Sam tegenover de andere welpen… Welp heeft het warm water niet uitgevonden, maar brouwt er wel heerlijke soep mee.
Het doet je dan ook iets wanneer De Stroper (Jan Hammenecker) en zijn gebocheld hulpje Kai (Gill Eeckelaert) hun psychopathische trekjes ontvlammen. Je gaat niet zitten duimen dat iedereen de boel overleeft – where’s the fun in that? – maar je leeft wel mee, je blijft niet onverschillig zitten kijken wanneer iemand in de val trapt. En wat voor vallen zijn dat overigens: het production design van Welp mag gezien worden, met uitgebrande auto’s, ingenieuze booby traps, griezelige corpses en een scoutskamp dat de hele boel ongelooflijk realistisch maakt. Buiten het taaltje dat de personages spreken, doet niets je vermoeden dat deze film uit Vlaanderen komt.
De bravoure waarmee Jonas Govaerts regisseert is dan ook indrukwekkend voor iemand die aan zijn langspeeldebuut toe is. Welp getuigt van hetzelfde lef en dezelfde ambitie waarmee The Hickey Underworld, de geweldige rockband waarvan Govaerts tot voor kort deel uitmaakte, zes jaar geleden hun debuut inblikte: trek je niets aan van doemdenkers, critici of de smaak van de grote massa, en doe gewoon wat je zelf denkt dat het beste uitpakt. Welp is een film met ballen, en zonder compromissen: een film zoals er veel te weinig gemaakt worden dus, in Vlaanderen én daarbuiten.
Mankeert er dan helemaal niets aan Govaerts’ debuut? Goh ja, de scènes tussen Sam en Kai voelen misschien wat geforceerd aan, en na de lange opbouw had de finale misschien ook nog net iets langer mogen duren. Er zit nog progressiemarge in voor Govaerts: een echte horrorgrootmeester is hij niet, en qua originaliteit kan hij ongetwijfeld nog straffer uit de hoek komen in de toekomst. Maar dat zijn voetnoten bij de torenhoge, internationale kwaliteit en de geheel eigen smoel van Welp, een film die niet alleen bij de beste Vlaamse films, maar ook bij de beste horrorfilms van de laatste jaren behoort. Vlaanderen heeft zijn eigen Sam Raimi gevonden: hij heet Jonas Govaerts. Tot in de bioscoop!