Het moet dikke pret geweest zijn op de set van Fury. Niet alleen moesten de acteurs voor aanvang van de opnames een week op kamp met een paar Navy SEALS (waarbij ze aangemoedigd werden om zo nu en dan eens op elkaars gezicht te kloppen), publiekslieveling Shia LaBeouf besliste halverwege de draaiperiode zich niet meer te wassen, een tand uit te laten trekken en in zijn eigen gezicht te kerven. Als een soort wandelende parodie op de method acting die regisseur en scenarist David Ayer van zijn acteurs vroeg, eigenlijk. Speciaal.
Fury vertelt het verhaal van een Amerikaanse tank crew die tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog Duitsland binnen trekt. Hitler heeft zijn ‘totale oorlog’ afgekondigd, wat betekent dat vrouwen en kinderen worden gemobiliseerd en alle middelen gerechtvaardigd zijn om de Amerikanen buiten te houden. Dat die Amerikanen het moeilijk hebben tegen de Duitse oorlogsmachine, blijkt al uit de openingsscène. We zien een verstild slagveld waarop de karkassen van Amerikaanse Sherman-tanks staan na te smeulen. De enige overlevenden van de slachting zijn first sergeant Don ‘Wardaddy’ Collier (Brad Pitt) en zijn makkers Bible (Shia LaBeouf), Gordo (Michael Peña) en Coon-Ass (Jon Bernthal). Copiloot Red ligt uitgesmeerd over het dashboard, wat betekent dat ze een vijfde man nodig hebben. Cue Norman (Logan Lerman, bekend van The Perks of Being a Wallflower), een typist die van de trein geplukt werd om Wardaddy’s team te versterken. Groener dan Norman worden ze niet – zijn ‘volwassenwording’ in het heetst van de strijd is één van de belangrijkste plotlijnen.
Verder is er qua plot weinig te vertellen. Fury volgt het geijkte pad van de oorlogsfilm, met een paar kleinere veldslagen, het occasionele dorp dat ingenomen moet worden en het epische eindgevecht. De personages zijn even uitgediept als hun generische bijnamen doen vermoeden. Het minimum aan karakterontwikkeling dat wel nog in de film zit, maakt een aantal gekke bokkensprongen. Zo weigert Norman voor de ogen van een Amerikaans bataljon dat net onder vuur gelegen heeft een krijgsgevangene neer te schieten. Daar is ons inziens nogal wat moed voor nodig – bijna iedereen zou op dat moment de conventie van Genève aan zijn laars lappen, al was het maar om niet gelyncht te worden De groenste van de hoop toont zich echter een gewetensbezwaarde en houdt dat nog vol ook; moeilijk te geloven. Daarnaast is ook de vader-zoondynamiek tussen Wardaddy en Norman iets dat we al eerder zagen, net als de macho dialogen en battlefield speeches.
Niet dat de plot er veel toe doet. Ayer heeft er duidelijk voor gekozen om de focus vooral te leggen op de wreedheid van het oorlogsgewoel, met de tank als belichaming van een meedogenloze oorlogsmachine die (letterlijk) over de betrokkenen heen walst. De actie is grauw en brutaal – en niet op een entertainende manier. Ledematen vliegen in het rond, mensen sterven op de meest gruwelijke manieren en als de rook optrekt, rest er enkel nog bloed en slijk. In deze oorlog is geen plaats voor emotie, geen plaats voor menselijkheid – Ayer laat daar geen illusies over bestaan. Wie sterft, zien we op de meest grafische manieren sterven, opgehangen kinderlijken worden zonder gêne in beeld genomen; subtiliteit is duidelijk niet aan de man besteed. Het maakt van Fury een beenhard, maar soms ietwat cartoonesk drama. Het eerste afgeschoten hoofd doet je nog slikken, het derde wordt een fait divers. We willen gerust geloven dat al dat geweld nauw aanleunt bij de realiteit, maar de manier waarop het gebracht wordt bagatelliseert het een beetje.
De meningen over method acting zijn verdeeld, maar in deze film lijkt het wel te werken. De hechte vriendschap tussen de bemanning van de tank komt bijzonder oprecht over. Je krijgt op de duur echt een gevoel van ‘jongens onder elkaar’. Gedeeld leed, maar even goed gedeelde vreugde. De personages mogen dan nauwelijks vlees aan de botten hebben, hun onderlinge verwantschap is wel uitgewerkt, het overtuigt. De acteerprestaties zijn dan ook top. Van Brad Pitt zijn we dat ondertussen gewoon, maar ook Lerman en, vooral, LaBeouf zijn bijzonder goed. Alleen jammer dat de hotsende en botsende plot de aandacht van hun prestaties afleidt.
Een tweede pluim moet gaan naar het prachtige camerawerk van Roman Vasyanov, die eerder met Ayer samenwerkte voor End of Watch. Zijn in grijs- en bruintinten gedrenkte beelden lijken vaak bijna surrealistisch, waardoor ze perfect bij de onbevattelijke gruwel van de film passen.
Uiteindelijk is Fury een stereotiepe oorlogsfilm, maar dan één waarin geen verlossing te vinden is. Er is geen eeuwige roem te halen, de gesneuvelden wacht alleen een massagraf waar ze je met een bulldozer in duwen. Die boodschap komt klaar en duidelijk over, maar het is net die illusieloze duidelijkheid die nogal krampachtig overkomt. Ayer wil te hard zijn – en uiteindelijk is hij niet overtuigend meer. Zeggen dat de film naar exploitation neigt is zwaar overdreven, maar de gretigheid waarmee Ayer bepaalde emoties oproept is te opdringerig om nog te werken. Het groepsgevoel van de tankbemanning is geweldig (met dank aan de uitstekende acteerprestaties) en de beelden zijn prachtig, maar het totaalplaatje klopt niet. De zwakke plotstructuur en de onbegrensde gruwel halen het fundament van onder de film, waardoor die bij momenten van fantastisch naar kitscherig en weer terug zwalpt. Net niet goed genoeg, vrezen we.